ECLI:NL:CRVB:2014:1634

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 mei 2014
Publicatiedatum
13 mei 2014
Zaaknummer
12-3941 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Goes hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg van 31 mei 2012. De Centrale Raad van Beroep heeft zich gebogen over de vraag of het beroepschrift tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, die begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval was de uitspraak op 31 mei 2012 aan partijen bekendgemaakt, waardoor de beroepstermijn liep van 1 juni 2012 tot en met 12 juli 2012. Het beroepschrift werd echter pas op 16 juli 2012 ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend.

Appellant heeft verklaard dat het beroepschrift op 10 juli 2012 was gedateerd, gestempeld op 12 juli 2012 en per post verzonden op 12 juli 2012. Echter, de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het beroepschrift daadwerkelijk op die datum ter post was bezorgd. De overgelegde bewijsstukken waren onvoldoende om aan te tonen dat de verzending tijdig had plaatsgevonden. De Raad concludeerde dat er geen grond was om te oordelen dat appellant niet in verzuim was geweest.

Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd appellant veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die werden begroot op € 974,-. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J.F. Bandringa als voorzitter en E.C.R. Schut en M.F. Wagner als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 13 mei 2014.

Uitspraak

12/3941 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van
31 mei 2012, 12/45 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Goes (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en desgevraagd nog een nadere reactie gegeven.
Namens betrokkene heeft mr. F.A. van den Berg, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2013. Appellant, daartoe opgeroepen, heeft zich laten vertegenwoordigen door J. van de Velde. Namens betrokkene is verschenen mr. Van den Berg.
Het onderzoek is ter zitting geschorst. Partijen hebben toestemming gegeven een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
1.1.
Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
1.2.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn vangt aan op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
1.3.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
1.4.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 31 mei 2012 in afschrift aan partijen toegezonden. Het beroepschrift is op 16 juli 2012 ontvangen.
1.5.
De beroepstermijn loopt in dit geval van 1 juni 2012 tot en met 12 juli 2012. Gelet op de ontvangst van het beroepschrift op 16 juli 2012, is het beroepschrift tijdig ingediend indien appellant het beroepschrift uiterlijk op 12 juli 2012 ter post heeft bezorgd.
1.6.
Bij brief van 9 augustus 2012 heeft appellant desgevraagd toegelicht dat het beroepschrift is gedateerd op 10 juli 2012, is gestempeld op 12 juli 2012 en is per post verzonden op
12 juli 2012. Appellant heeft verklaard dat verzending en registratie wordt verzorgd door het bureau Documentaire Informatie Voorziening en heeft een kopie uit het registratiesysteem overgelegd. Ter zitting heeft appellant nog een toelichting gegeven op de wijze van verzending van poststukken.
1.7.
Appellant heeft, met alle uitleg, niet aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift daadwerkelijk op 12 juli 2012 ter post is bezorgd. De overgelegde schermafbeelding van het postregistratiesysteem is daartoe onvoldoende, omdat uit het registratiesysteem niet volgt dat het beroepschrift op de geregistreerde verzenddatum ter verzending per post is aangeboden. Appellant heeft dit ook niet op andere wijze aannemelijk gemaakt.
1.8.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat voor het overige geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
2.
Het hoger beroep dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard. Aanleiding bestaat om appellant te veroordelen in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 974,- voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 466,- wordt geheven;
- veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 974,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa als voorzitter en E.C.R. Schut en M.F. Wagner als leden, in tegenwoordigheid van M. Sahin als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2014.
(getekend) J.F. Bandringa
(getekend) M. Sahin

NK