ECLI:NL:CRVB:2014:1622
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.E. Bakker
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Herhaalde Wajong-aanvraag en weigering terug te komen van eerdere besluiten
In deze zaak gaat het om een herhaalde aanvraag voor een Wajong-uitkering door appellante, die eerder een aanvraag had ingediend die was afgewezen. Appellante, geboren op 17 augustus 1987, had zich in 2006 ziek gemeld en in 2008 zowel een WIA- als een Wajong-uitkering aangevraagd. De WIA-aanvraag werd goedgekeurd, maar de Wajong-aanvraag werd afgewezen omdat appellante niet als jeugdgehandicapte kon worden beschouwd. In 2009 en 2011 diende appellante opnieuw aanvragen in, maar het Uwv weigerde terug te komen op eerdere besluiten, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv de aanvraag van 29 april 2011 terecht als een herhaalde aanvraag had aangemerkt en dat de medische gegevens die appellante had overgelegd niet als nieuwe feiten konden worden beschouwd. De rechtbank volgde de bezwaarverzekeringsarts in zijn oordeel dat er geen sprake was van een pas op een later moment vastgestelde medisch objectiveerbare afwijking. Appellante stelde dat haar maagontledigingsstoornis en coeliakie van invloed waren op haar belastbaarheid, maar de Raad oordeelde dat deze diagnoses geen nieuw licht wierpen op de eerder vastgestelde medische situatie.
In hoger beroep bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de aanvraag had afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere besluiten onjuist maakten. De Raad benadrukte dat de bestuursrechter alleen kan oordelen op basis van feiten die in de bezwaarfase zijn ingediend. De beslissing van het Uwv om niet terug te komen op eerdere besluiten had geen zelfstandige betekenis, omdat het ook een weigering inhield om terug te komen op het besluit van 4 juni 2008. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en er was geen grond voor een proceskostenveroordeling.