ECLI:NL:CRVB:2014:1605

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 mei 2014
Publicatiedatum
9 mei 2014
Zaaknummer
12-4419 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanspraak op scootmobiel en eigen bijdrage op grond van de Wmo

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 22 juli 2011 een aanvraag ingediend voor een scootmobiel op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college verleende op 2 augustus 2011 aanspraak op een scootmobiel in bruikleen, maar legde daarbij een eigen bijdrage op. Appellant maakte bezwaar tegen deze eigen bijdrage, wat door het college ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de rechtsverhouding tussen appellant en het college wordt beheerst door de Wmo en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Maarssen 2009, en dat het college bevoegd was om een eigen bijdrage op te leggen.

In hoger beroep voerde appellant aan dat het college geen eigen bijdrage kan opleggen bij de verstrekking van een voorziening in bruikleen, omdat dit in strijd zou zijn met artikel 7A:1777 van het Burgerlijk Wetboek. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de aanspraak op de scootmobiel moet worden onderscheiden van de daadwerkelijke realisering van die aanspraak. Het opleggen van een eigen bijdrage is volgens de Raad gerechtvaardigd en vindt zijn grondslag in de Wmo en de Verordening. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de eigen bijdrage niet kan worden aangemerkt als een vergoeding voor de bruikleen.

De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met W.H. Bel als voorzitter, en de leden G. van Zeben-de Vries en D.S. de Vries, in aanwezigheid van griffier M.P. Ketting. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 7 mei 2014.

Uitspraak

12/4419 WMO
Datum uitspraak: 7 mei 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 28 juni 2012, 11/4036 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D.E. de Hoop hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaak 12/4418 WMO, plaatsgevonden op
19 maart 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Hoop. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door K. Amani-Ayan. In de zaak 12/4418 WMO wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 22 juli 2011 heeft appellant op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een vervoersvoorziening aangevraagd in de vorm van een scootmobiel.
1.2.
Bij besluit van 2 augustus 2011 is aan appellant aanspraak verleend op een scootmobiel in bruikleen, waarbij aan appellant een eigen bijdrage is opgelegd voor het gebruik van de scootmobiel. In het besluit is vermeld dat de gemeente maandelijks een huurbedrag betaalt aan de verstrekker van de scootmobiel. Op 19 augustus 2011 heeft appellant met leverancier Meyra Retail & Services B.V. een bruikleenovereenkomst gesloten.
1.3.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit voor zover hem daarbij een eigen bijdrage is opgelegd. Dit bezwaar is door het college bij besluit van 14 november 2011 ongegrond verklaard (bestreden besluit).
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de rechtsverhouding tussen appellant en het college wordt beheerst door de bepalingen van de Wmo en de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Maarssen 2009 (Verordening) en dat het college bevoegd is op grond van die bepalingen een eigen bijdrage voor een voorziening op te leggen
.Indien de feitelijke uitvoering van de verstrekking plaatsvindt in de vorm van een bruikleenovereenkomst worden daarin slechts de verplichtingen geregeld die voortvloeien uit het feitelijk gebruik van de scootmobiel, aldus de rechtbank. De bruikleenovereenkomst bindt daarom alleen de bruikleengever en de bruiklener en vormt geen beletsel voor het opleggen van een eigen bijdrage door het college.
3.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Appellant heeft, samengevat, aangevoerd dat het college bij de verstrekking van een voorziening in bruikleen geen eigen bijdrage kan opleggen, omdat dit in strijd is met artikel 7A:1777 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ter zitting van de Raad heeft appellant zijn beroep als volgt aangevuld. Omdat het college de scootmobiel op grond van een huurovereenkomst huurt van de verstrekker van de scootmobiel, geeft het college de scootmobiel in bruikleen waardoor het opleggen van een eigen bijdrage niet mogelijk is.
4.
De Raad overweegt het volgende.
4.1.
Onder verwijzing naar zijn uitspraak van 9 oktober 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:1984) is de Raad van oordeel dat de door het college bij besluit van 2 augustus 2011 verleende aanspraak op een scootmobiel moet worden onderscheiden van de daadwerkelijke realisering van die aanspraak. Het door het college opleggen van een eigen bijdrage bouwt voort op het verkrijgen van die aanspraak en vindt een eigen grondslag in de Wmo en de Verordening. De eigen bijdrage kan dan ook niet worden aangemerkt als een vergoeding voor de bruikleen, op grond waarvan het feitelijk gebruik van de scootmobiel plaatsvindt. De bepaling uit het BW die van toepassing is op de gecontracteerde leverancier staat daarom niet in de weg aan het opleggen van een eigen bijdrage voor de kosten die de gemeente moet maken voor de aan appellant verstrekte scootmobiel. De omstandigheid dat het college aan deze leverancier huurbedragen is verschuldigd, maakt dit niet anders.
4.2.
Uit wat in 4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.H. Bel als voorzitter en G. van Zeben-de Vries en
D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2014.
(getekend) W.H. Bel
(getekend) M.P. Ketting

RH