Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
€ 1.013,80;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om AWBZ-zorg voor begeleiding en persoonlijke verzorging door het Centrum indicatiestelling zorg. De appellant, het Centrum indicatiestelling zorg, had betrokkene geïndiceerd voor begeleiding op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor een bepaalde periode. Betrokkene diende echter een aanvraag in voor aanvullende AWBZ-zorg, welke door de appellant werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet kon worden gevolgd in het standpunt dat behandeling vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) voorliggend was op AWBZ-zorg. De rechtbank stelde vast dat betrokkene al sinds 2007 in behandeling was voor zijn psychiatrische problematiek en dat de behandeling met medicatie en cognitieve gedragstherapie niet adequaat was gevolgd. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd dat behandeling vanuit de Zvw voorrang had op AWBZ-zorg. De Raad oordeelde dat de medische informatie niet aantoonde dat betrokkene geen aanspraak had op AWBZ-zorg. De Raad veroordeelde de appellant tot vergoeding van de proceskosten van betrokkene en legde een griffierecht op.