ECLI:NL:CRVB:2014:1534
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten en kosten bankstel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellanten tegen de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland. De appellanten, die sinds juli 2009 bijstand ontvangen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), hadden op 28 februari 2012 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten en de kosten van vervanging van een bankstel. Het college van burgemeester en wethouders van Soest heeft deze aanvragen afgewezen, met als argument dat de kosten niet als noodzakelijk konden worden aangemerkt. De rechtbank heeft de beroepen van appellanten tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
In hoger beroep hebben appellanten betoogd dat de kosten voor het bankstel en de verhuizing wel degelijk noodzakelijk waren. Zij stelden dat het bankstel door urineklachten van hun kind moest worden vervangen en dat zij door doodsbedreigingen genoodzaakt waren om te verhuizen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellanten niet voldoende hebben aangetoond dat de kosten voor het bankstel noodzakelijk waren, noch dat de verhuizing op korte termijn noodzakelijk was. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand werd aangevraagd, geen noodzakelijke kosten waren volgens de criteria van de WWB.
De Raad heeft de aangevallen uitspraken van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van C.E.M. van Paddenburgh als griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 mei 2014.