ECLI:NL:CRVB:2014:1509
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit tot bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaar dat appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. E.G.W. Hendriks, had ingediend tegen een besluit van het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren. Dit besluit, genomen op 17 juni 2009, betrof de toekenning van bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening van € 18.000,- voor een bedrijfskapitaal. Appellante had het bezwaar pas op 28 juni 2012 ingediend, wat leidde tot de vraag of deze termijnoverschrijding verschoonbaar was.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante op verschillende momenten op de hoogte had kunnen zijn van het besluit van 17 juni 2009, en dat zij in ieder geval bekend was met de openstaande schuld in augustus 2011. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, en deze conclusie werd door de Raad onderschreven. Appellante voerde aan dat haar psychische klachten, die verband hielden met haar ontbonden huwelijk, haar belemmerden in het indienen van het bezwaar. De Raad oordeelde echter dat er geen bewijs was dat deze klachten haar in staat stelden om tijdig bezwaar te maken.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de voorwaarden waaronder termijnoverschrijding als verschoonbaar kan worden aangemerkt.