ECLI:NL:CRVB:2014:1451
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van uitkering op grond van de Wet WIA na herhaalde beroepsgronden zonder nieuwe gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De appellant, die als schoonmaker heeft gewerkt, was uitgevallen door klachten aan zijn rechterhand en knie. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had in 2009 geweigerd appellant een uitkering op grond van de Wet WIA toe te kennen. Dit besluit werd in 2010, na bezwaar, met een gewijzigde motivering gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv een deugdelijke medische en arbeidskundige onderbouwing had gegeven voor het bestreden besluit en verklaarde het beroep gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand.
In hoger beroep herhaalde appellant de eerder aangevoerde gronden, zonder nieuwe gegevens in te brengen. Hij betoogde dat zijn psychische beperkingen en problemen met knielen, hurken en slaapapneu onvoldoende waren meegewogen. De Raad overwoog dat de rechtbank voldoende inzichtelijk had gemotiveerd dat de beperkingen van appellant niet waren onderschat en dat de geduide functies binnen zijn belastbaarheid lagen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat er geen nieuwe feiten waren die een ander oordeel rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.