ECLI:NL:CRVB:2014:1451

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 april 2014
Publicatiedatum
30 april 2014
Zaaknummer
12-4547 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van uitkering op grond van de Wet WIA na herhaalde beroepsgronden zonder nieuwe gegevens

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De appellant, die als schoonmaker heeft gewerkt, was uitgevallen door klachten aan zijn rechterhand en knie. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had in 2009 geweigerd appellant een uitkering op grond van de Wet WIA toe te kennen. Dit besluit werd in 2010, na bezwaar, met een gewijzigde motivering gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv een deugdelijke medische en arbeidskundige onderbouwing had gegeven voor het bestreden besluit en verklaarde het beroep gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand.

In hoger beroep herhaalde appellant de eerder aangevoerde gronden, zonder nieuwe gegevens in te brengen. Hij betoogde dat zijn psychische beperkingen en problemen met knielen, hurken en slaapapneu onvoldoende waren meegewogen. De Raad overwoog dat de rechtbank voldoende inzichtelijk had gemotiveerd dat de beperkingen van appellant niet waren onderschat en dat de geduide functies binnen zijn belastbaarheid lagen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat er geen nieuwe feiten waren die een ander oordeel rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

12/4547 WIA
Datum uitspraak: 30 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 18 juli 2012, 10/920 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.C.M. Peper, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 19 maart 2014. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Namens het Uwv is verschenen drs. H. ten Brinke.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant heeft laatstelijk gewerkt als schoonmaker. Op 26 oktober 2007 is hij uitgevallen vanwege rechterhand- en knieklachten.
1.2. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 5 november 2009 geweigerd appellant in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Bij besluit van 21 juli 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 5 november 2009, met inachtneming van een gewijzigde motivering, dat appellant met ingang van 20 december 2009 in staat is met voor hem passende werkzaamheden ten minste 65% van zijn verdienvermogen te realiseren, ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak overwogen dat aan het bestreden besluit een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag ligt waarbij door de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts naast eigen onderzoek en gesprek tijdens de hoorzitting informatie van huisarts en psychiater in de beoordeling is betrokken. Voorts heeft de rechtbank
- samengevat - overwogen dat in de beroepsfase de belastbaarheid van appellant door de bezwaarverzekeringsarts voldoende inzichtelijk en overtuigend is toegelicht. Ook met betrekking tot de arbeidskundige aspecten is naar het oordeel van de rechtbank in de beroepsfase voldoende gemotiveerd dat ten aanzien van de aan de schatting ten grondslag liggende functies geen sprake is van overschrijding van de vastgestelde belastbaarheid en dat de functies met name met betrekking tot de aspecten handelingstempo, overige beperkingen in het persoonlijk functioneren, lopen en traplopen de belastbaarheid van appellant niet te boven gaan. Omdat eerst in de beroepsfase een volledige en juiste motivering is gegeven heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
3.
In hoger beroep heeft appellant zich gekeerd tegen het door de rechtbank in stand laten van de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit. Met verwijzing naar hetgeen in bezwaar en beroep is aangevoerd zijn volgens appellant de psychische beperkingen onderschat, evenals zijn problemen met betrekking tot knielen, hurken en zijn slaapapneu. Hij heeft verwezen naar het bij de procedure bij de rechtbank ingebrachte schrijven van huisarts-medisch adviseur
drs. D. Sok van 24 juni 2010 en geconcludeerd dat bij het volgen van de door drs. Sok aangegeven beperkingen dit kan leiden tot het vervallen van verschillende functies.
4.
De Raad, oordelend met betrekking tot hetgeen in hoger beroep is aangevoerd, overweegt als volgt.
4.1.
Uit de aangevallen uitspraak blijkt dat de rechtbank inzichtelijk gemotiveerd heeft geoordeeld dat aan het bestreden besluit in de beroepsfase een deugdelijke medische en arbeidskundige onderbouwing is gegeven. Daarbij wordt opgemerkt dat de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige naar aanleiding van hetgeen in beroep was aangevoerd, als antwoord op door de rechtbank gestelde vragen en het ingebrachte rapport van drs. Sok van 24 juni 2010, toereikend en overtuigend hebben gemotiveerd dat de beperkingen van appellant niet zijn onderschat en de geduide functies de belastbaarheid van appellant niet te boven gaan. De rechtbank heeft de slaapapneu afdoende besproken en de gemotiveerde reactie van de bezwaarverzekeringsarts van 15 september 2011 naar aanleiding van het rapport van drs. Sok van 24 juni 2010 terecht afdoende geoordeeld. Nu in hoger beroep sprake is van herhaling van de bij de rechtbank aangevoerde beroepsgronden zonder dat nieuwe gegevens worden ingebracht is er, gelet op het voorgaande, geen aanleiding anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. Het hoger beroep slaagt niet. De uitspraak van de rechtbank dient, voor zover aangevochten, te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten in hoger beroep bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 april 2014.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) D. Heeremans

IJ