ECLI:NL:CRVB:2014:1447
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag op grond van de Wet Wajong met betrekking tot medische beperkingen en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag op grond van de Wet Wajong door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.C.A. Elias-Boots, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag, die was gebaseerd op een besluit van 17 februari 2011. Het Uwv had de aanvraag afgewezen omdat de appellant, ondanks zijn medische beperkingen, in staat werd geacht om gemiddeld 30 tot 32 uur per week te werken. De bezwaarverzekeringsarts had in haar rapportage de medische beperkingen van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat deze in overeenstemming waren met de geduide functies. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep onderschreef deze conclusie.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn belastbaarheid onjuist was vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische klachten, waaronder hersenletsel en dyslexie. Hij betwistte ook de vaststelling van het maatmanloon op het wettelijk minimumloon en stelde dat zijn maatmaninkomen op basis van zijn diploma en stage hoger zou moeten worden vastgesteld. De Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts de argumenten van de appellant voldoende had weerlegd en dat er geen aanleiding was om de FML aan te passen. De Raad bevestigde dat de appellant niet in aanmerking kwam voor een uitkering op grond van de Wet Wajong, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 25% was.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en dat de appellant niet in zijn hoger beroep was geslaagd.