ECLI:NL:CRVB:2014:1446

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 april 2014
Publicatiedatum
30 april 2014
Zaaknummer
12-3152 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uwv na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door H.J.A. Aerts, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond van 25 april 2012. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 april 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 12/3152 WAJONG. Het geschil betreft een proceskostenveroordeling na intrekking van het beroep. Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 19 december 2013 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen, waarbij het Uwv geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant.

De Raad heeft vastgesteld dat, op verzoek van appellant, het Uwv in de proceskosten moet worden veroordeeld. De proceskosten zijn begroot op € 487,- voor rechtsbijstand in bezwaar, € 487,- voor rechtsbijstand in hoger beroep en € 206,71 voor verschotten, wat in totaal neerkomt op € 1180,71. De Raad heeft echter geoordeeld dat de proceskosten voor de procedure in beroep niet kunnen worden toegewezen, omdat appellant geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de proceskostenveroordeling van de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, met M.M. Spaans als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 april 2014. De Raad heeft de beslissing genomen in overeenstemming met artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet, die van toepassing zijn op het hoger beroep.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 april 2014
12/3152 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 25 april 2012, 11/743 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te[woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft H.J.A. Aerts hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft op 19 december 2013 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 12 februari 2014 heeft Aerts namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 19 december 2013 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen. Namens appellant is een verzoek om veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant gedaan.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 487,- voor verleende rechtsbijstand in bezwaar (1 punt voor het bezwaarschrift), € 487,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep (1 punt voor het beroepschrift) en € 206,71 voor verschotten.
De namens appellant gevraagde proceskosten voor de procedure in beroep kunnen niet worden toegewezen. De rechtbank heeft het Uwv in de aangevallen uitspraak veroordeeld in de proceskosten in beroep en appellant heeft geen hoger beroep ingesteld tegen deze proceskostenveroordeling. De door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling valt daarom buiten de grenzen van het geding in hoger beroep.
Voor vergoeding van het griffierecht in hoger beroep kan appellant zich rechtsreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1180,71.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van M.M. Spaans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 april 2014.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) M.M. Spaans
sg