ECLI:NL:CRVB:2014:1445
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na medisch onderzoek en beoordeling van geschiktheid voor functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem per 3 mei 2011 in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering. Het Uwv had vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag.
De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellant correct waren weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank concludeerde dat de geduide functies passend waren en dat er geen reden was om aan de juistheid van het medisch onderzoek te twijfelen. Appellant had in hoger beroep zijn bezwaren herhaald, waarbij hij stelde dat hij meer beperkt was dan in de FML was weergegeven en dat hij niet voldeed aan de diploma-eisen van de functies.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd. Appellant was gezien door de verzekeringsarts en er was informatie van de behandelend sector betrokken bij de beoordeling. De Raad concludeerde dat appellant in staat was de werkzaamheden van de geduide functies te verrichten, gezien zijn MTS-opleiding en de gestelde opleidingseisen. De Raad wees erop dat de gedingstukken geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de professionele beoordeling door de verzekeringsartsen van het Uwv.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.