ECLI:NL:CRVB:2014:1397
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 april 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de erven van [Betrokkene] tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond van 13 januari 2012. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. C.H.J. Voncken-Crijns, hebben het hoger beroep op 10 maart 2014 ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een verweerschrift op 26 maart 2014. Met instemming van beide partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten.
De Raad overweegt dat volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval is het hoger beroep ingetrokken naar aanleiding van een besluit van het Uwv van 25 februari 2013, waarbij het verhoudingscijfer voor de uitkering is verhoogd. De ingangsdatum van deze verhoging ligt echter na de data in geding, waardoor de Raad het verzoek om proceskostenveroordeling afwijst.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beslissing geconcludeerd dat het verzoek om veroordeling in de proceskosten niet kan worden toegewezen, omdat de beslissingen op bezwaar die ter toetsing stonden niet zijn gewijzigd. De uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op 25 april 2014.