ECLI:NL:CRVB:2014:1397

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 april 2014
Publicatiedatum
25 april 2014
Zaaknummer
12-1065 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 april 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de erven van [Betrokkene] tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond van 13 januari 2012. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. C.H.J. Voncken-Crijns, hebben het hoger beroep op 10 maart 2014 ingetrokken en verzocht om veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een verweerschrift op 26 maart 2014. Met instemming van beide partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten.

De Raad overweegt dat volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval is het hoger beroep ingetrokken naar aanleiding van een besluit van het Uwv van 25 februari 2013, waarbij het verhoudingscijfer voor de uitkering is verhoogd. De ingangsdatum van deze verhoging ligt echter na de data in geding, waardoor de Raad het verzoek om proceskostenveroordeling afwijst.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beslissing geconcludeerd dat het verzoek om veroordeling in de proceskosten niet kan worden toegewezen, omdat de beslissingen op bezwaar die ter toetsing stonden niet zijn gewijzigd. De uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op 25 april 2014.

Uitspraak

12/1065 WAO, 12/1066 WAO
Datum uitspraak: 25 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 13 januari 2012, 11/1242 en 11/1244 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven van [Betrokkene] te [woonplaats] (appellanten)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Mr. C.H.J. Voncken-Crijns heeft namens [Betrokkene] hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 10 maart 2014 heeft mr. M.J. van Weersch namens appellanten het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft bij brief van 26 maart 2014 gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat mr. Van Weersch het hoger beroep heeft ingetrokken naar aanleiding van een besluit van het Uwv van 25 februari 2013. Bij dit besluit is het verhoudingscijfer waarnaar de uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt berekend ingaande 1 juli 2011 verhoogd van 0,1749 naar 0,1865.
Nu de ingangsdatum van de verhoging van het verhoudingscijfer is gelegen na
1 februari 2011 en 31 maart 2011, de data in geding, en de beslissingen op bezwaar die ter toetsing stonden in de aangevallen uitspraak niet zijn gewijzigd zal de Raad het verzoek om het Uwv te veroordelen in de proceskosten afwijzen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
25 april 2014.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) K.R. van Renswoude

IJ