ECLI:NL:CRVB:2014:1382
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bijzondere bijstand en trustfonds
Op 22 april 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van verzoekers, die een aanvraag om bijzondere bijstand hadden ingediend. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Hoorn buiten behandeling gesteld omdat verzoekers niet binnen de gestelde termijn de gevraagde gegevens over een trustfonds hadden overgelegd. Verzoekers hadden eerder verklaard dat zij begunstigden waren van een trustfonds, beheerd door een familielid in de Verenigde Staten, maar later ontkenden zij het bestaan van dit fonds. Het college had hen gevraagd om aanvullende informatie, maar verzoekers hebben deze niet verstrekt.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoekers hadden niet aangetoond dat het trustfonds niet bestond en hadden onvoldoende openheid van zaken gegeven. De voorzieningenrechter bevestigde dat de termijn voor het aanleveren van de gevraagde informatie redelijk was en dat verzoekers de gelegenheid hadden gehad om hun aanvraag aan te vullen.
De uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard, werd bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat er geen grond was voor het treffen van een dergelijke voorziening. De uitspraak werd gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van P. Uijtdewillegen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.