ECLI:NL:CRVB:2014:1377
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en weigering WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die op 6 mei 2008 in dienst trad als medewerker horeca, verzocht het Uwv om een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) na uitval door gezondheidsklachten. Het Uwv weigerde deze aanvraag, stellende dat appellant op de aanvangsdatum van de verzekering reeds volledig arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft de feiten en de overwegingen van de rechtbank in zijn uitspraak overgenomen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat appellant op de aanvangsdatum van de verzekering volledig arbeidsongeschikt was, gebaseerd op rapporten van zowel een verzekeringsarts als een bezwaarverzekeringsarts. De Raad heeft deze conclusies onderschreven en vastgesteld dat het Uwv terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd op basis van de artikelen 43 en 46 van de Wet WIA.
De Raad heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept het belang van medische rapportages in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.