ECLI:NL:CRVB:2014:1376
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering IVA-uitkering en toekenning WIA-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van een IVA-uitkering en de toekenning van een WIA-uitkering aan appellante, die als gevolg van lichamelijke en psychische klachten arbeidsongeschikt is geraakt. Appellante, die voorheen als administratief medewerkster werkte, is sinds oktober 2008 uitgevallen na een bevalling en heeft sindsdien te maken met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en een depressieve episode. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem bevestigd, waarin werd geoordeeld dat appellante niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was in de zin van de Wet WIA. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende had gemotiveerd dat de medische situatie van appellante, met name door medicijngebruik, zou verbeteren en dat haar belastbaarheid binnen een jaar zou toenemen. De door appellante ingebrachte informatie leidde niet tot een ander oordeel. De Raad benadrukte dat de beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid moet plaatsvinden aan de hand van het beoordelingskader van het Uwv, waarbij de verwachting van verbetering van de belastbaarheid een belangrijke rol speelt. De Raad concludeerde dat er ten tijde van de beoordeling geen sprake was van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, waardoor het Uwv terecht had besloten dat appellante recht had op een WGA-uitkering in plaats van een IVA-uitkering. De uitspraak werd gedaan op 23 april 2014.