ECLI:NL:CRVB:2014:1354
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling door verzekeringsartsen
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die van 5 maart 2008 tot 1 april 2009 als schoonmaakster werkte. Appellante meldde zich op 21 juli 2010 ziek vanwege psychische klachten en pijnklachten aan armen en benen. Na meerdere bezoeken aan de verzekeringsarts, werd zij op 4 november 2011 arbeidsgeschikt verklaard, wat leidde tot het besluit van het Uwv om haar ZW-uitkering per 7 november 2011 te beëindigen. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond op basis van een rapport van de bezwaarverzekeringsarts.
De rechtbank Zwolle-Lelystad verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij zij oordeelde dat de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsarts voldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een zorgvuldig en diepgaand onderzoek, waarbij de bezwaarverzekeringsarts de medische informatie van de huisarts had betrokken. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van het Uwv had onderschreven en dat de medische informatie van de behandelend sector niet werd erkend.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de argumenten van appellante geen aanleiding gaven om anders te oordelen dan de rechtbank had gedaan. De Raad bevestigde dat er sprake was van een zorgvuldig onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen en dat de conclusies over de psychische belastbaarheid van appellante voldoende waren onderbouwd. De Raad concludeerde dat de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts, die stelde dat appellante ondanks haar depressieve klachten in staat was haar werk als schoonmaakster uit te voeren, terecht waren. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.