ECLI:NL:CRVB:2014:1353

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
12-5566 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering na niet verschijnen op spreekuur bij de verzekeringsarts

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewetuitkering van betrokkene, die niet op het spreekuur bij de verzekeringsarts is verschenen. Betrokkene was uitgenodigd via een aangetekende brief, maar heeft deze niet afgehaald. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het niet verschijnen voor risico van betrokkene komt. De medische beoordeling die aan de hersteldmelding ten grondslag ligt, wordt niet als onzorgvuldig beschouwd, ondanks het ontbreken van een spreekuurcontact kort voor het besluit. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, en deze uitspraak wordt in hoger beroep bevestigd.

De procedure begon met een hoger beroep ingesteld door mr. E.J. Dennekamp, advocaat van betrokkene, na het overlijden van betrokkene. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld, waarbij het Uwv zich heeft verdedigd. De Raad overweegt dat de uitnodiging voor het spreekuur op regelmatige wijze is aangeboden en dat het niet afhalen van het stuk bij TNT Post voor risico van betrokkene komt. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De beslissing van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

12/5566 ZW
Datum uitspraak: 23 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
4 september 2012, 12/539 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
De erfgerechtigde van [betrokkene] (betrokkene), laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. E.J. Dennekamp, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 24 februari 2014 heeft mr. Dennekamp mededeling gedaan van het overlijden van betrokkene en namens appellant verzocht het geding voort te zetten.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 12 maart 2014. Namens appellant is
mr. Dennekamp verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Koning.

OVERWEGINGEN

1.1. Bij besluit van 6 oktober 2010, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van
11 januari 2011, heeft het Uwv vastgesteld dat betrokkene, die al jaren kampte met psychische en lichamelijke klachten, met ingang van 24 september 2010 niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat hij geschikt is voor functies, waarmee hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dat besluit is door de uitspraak van de rechtbank van 20 maart 2012 (11/947) in rechte komen vast te staan.
1.2. Op 30 oktober 2010 heeft betrokkene zich vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, ziek gemeld als gevolg van een ongeval. Bij besluit van 22 september 2011 heeft het Uwv beslist dat betrokkene met ingang van
23 september 2011 weer geschikt was voor zijn maatgevende arbeid. Het bezwaar daartegen is bij besluit van 23 december 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de bij de beoordeling op grond van de Wet WIA geduide functies als maatstaf voor de in aanmerking te nemen arbeid genomen. Voorts is overwogen dat de verzekeringsarts betrokkene tweemaal op het spreekuur heeft gezien. Dat betrokkene niet op het spreekuur van 22 september 2011 is verschenen heeft de rechtbank voor risico van betrokkene gelaten, nu hij bij aangetekend schrijven voor dat spreekuur was opgeroepen. Ook het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts, waarbij geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgehad omdat de bezwaarverzekeringsarts daarin geen toegevoegde waarde zag, is door de rechtbank niet onzorgvuldig geacht, gelet op de aanwezige dossiergegevens, de voorhanden informatie van betrokkenes behandelaars en de aanwezigheid van de bezwaarverzekeringsarts bij de hoorzitting. De rechtbank heeft geoordeeld dat betrokkene terecht per 23 september 2011 geschikt is bevonden voor de maatgevende arbeid en dat dus terecht de Ziektewetuitkering met ingang van 23 september 2011 is beëindigd.
3.1.
In hoger beroep is herhaald dat betrokkene geen uitnodiging heeft ontvangen voor het spreekuur op 22 september 2011. Het medisch onderzoek is onzorgvuldig geweest omdat de verzekeringsarts geen actueel onderzoek heeft gedaan voorafgaand aan de hersteldverklaring en ook de bezwaarverzekeringsarts, ondanks de aankondiging bij brieven van 15 en
17 november 2011, geen spreekuur-onderzoek heeft verricht, terwijl de medische situatie van appellant daartoe wel aanleiding gaf.
3.2.
Het Uwv heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het niet verschijnen van betrokkene op het spreekuur bij de verzekeringsarts voor zijn risico komt, nu hij bij aangetekende brief is uitgenodigd. Voorts acht het Uwv het medisch onderzoek zorgvuldig en was het in dit geval, gelet op de in bezwaar ingebrachte medische informatie, niet nodig dat de bezwaarverzekeringsarts lichamelijk onderzoek zou doen. Verzocht is de aangevallen uitspraak te bevestigen.
3.3.
Betrokkene is op [sterfdag] 2013 overleden. De wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige erfgenaam heeft de procedure voortgezet.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De aangevallen uitspraak en de overwegingen waarop de uitspraak is gebaseerd worden geheel onderschreven. Naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep is aangevoerd wordt het volgende nog overwogen.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak, de Raad verwijst als voorbeeld naar de uitspraak van 7 juni 2011, ECLI:NL:CRVB:BQ8499 komt, wanneer een aangetekend stuk door TNT Post op regelmatige wijze aan het adres van een belanghebbende wordt aangeboden en, vanwege het feit dat niemand thuis is aangetroffen een afhaalbericht is achtergelaten, het niet afhalen van het stuk bij het kantoor van TNT Post voor risico van de geadresseerde. Uit de door het Uwv overgelegde gegevens blijkt dat de uitnodiging voor het spreekuur van de verzekeringsarts aan het adres van betrokkene is aangeboden. De aan de hersteldmelding van
22 september 2011 ten grondslag liggende medische beoordeling kan dan ook niet vanwege het ontbreken van een spreekuurcontact kort voor het besluit als onzorgvuldige besluitvorming worden beschouwd.
4.3.
Ook het standpunt dat de handelwijze van de bezwaarverzekeringsarts onzorgvuldig is, wordt niet gedeeld. De Raad verwijst naar hetgeen de rechtbank op dit punt met juistheid met verwijzing naar ECLI:NL:CRVB:2007:BA1976 heeft overwogen. Weliswaar was betrokkene naar aanleiding van het ingediende bezwaarschrift per brief voor het spreekuur van de bezwaarverzekeringsarts uitgenodigd, maar de namens betrokkene eveneens in bezwaar ingezonden recente medische gegevens konden de bezwaarverzekeringsarts tot de conclusie brengen dat die gegevens, in samenhang bezien met de hoorzitting waar die gegevens tussen bezwaarverzekeringsarts, betrokkene en gemachtigde zijn besproken, nader onderzoek overbodig maakte. Daarbij wordt nog opgemerkt dat betrokkene ten tijde van de hoorzitting kennelijk nieuwe ontwikkelingen over zijn gezondheid kende maar dat hij, noch zijn gemachtigde daarin tijdens de hoorzitting aanleiding hebben gezien om alsnog een
spreekuur-onderzoek te verzoeken. Overigens hebben die ontwikkelingen die betrekking hebben op verlaging van het CD4 getal van de cellulaire immuniteit zich eerst voorgedaan na de in geding zijnde datum zodat daaraan niet de betekenis kan worden toegekend die betrokkene daaraan kennelijk wilde toekennen.
4.4.
Hetgeen in 4.1 tot en met 4.3 is overwogen leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2014.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) D. Heeremans
IvR