ECLI:NL:CRVB:2014:1338
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na WIA-beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die voorheen werkzaam was als toezichthouder grondwerk, had zich ziek gemeld met rugklachten en later met hand- en armklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 7 januari 2008 geen recht had op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant had geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Na verschillende ziekmeldingen en herbeoordelingen door het Uwv, werd appellant op 20 juli 2011 geschikt geacht voor de functie van brug/sluiswachter. Dit besluit werd bestreden door appellant, die stelde dat het medisch onderzoek door het Uwv onvoldoende zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met informatie van zijn huisarts. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek dat het Uwv had uitgevoerd voldoende zorgvuldig was. De Raad bevestigde dat de verzekeringsartsen appellant adequaat hadden beoordeeld en dat de informatie van de behandelend sector was meegenomen in de beoordeling. Aangezien appellant in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens had aangedragen, werd de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.