ECLI:NL:CRVB:2014:1317
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F.C. Talman
- E.C.R. Schut
- C.H. Rombouts
- Rechtspraak.nl
Herziening, intrekking en terugvordering van bijstand in het kader van gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de herziening, intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) van appellante, die sinds 14 augustus 2007 bijstand ontving. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft na een onderzoek naar de woon- en leefsituatie van appellante, dat leidde tot het vermoeden van een gezamenlijke huishouding met haar ex-echtgenoot, besloten om de bijstand over meerdere maanden te herzien en terug te vorderen. Dit besluit werd genomen na een huisbezoek en een buurtonderzoek, waarbij onder andere stortingen op de bankrekening van appellante aan het licht kwamen die zij niet had gemeld.
De rechtbank Utrecht verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellante ging in hoger beroep en betwistte de bevindingen van de rechtbank, met name dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding en dat de bijstand over de periode van 19 juli 2010 tot en met 7 september 2010 niet meer kon worden vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante in strijd met haar inlichtingenverplichting geen melding had gemaakt van de gezamenlijke huishouding, waardoor de bijstand over deze periode terecht was ingetrokken.
De Raad bevestigde ook dat de onderzoeksresultaten voldoende basis boden voor de conclusie dat appellante in de periode van 29 september 2010 tot en met 19 oktober 2010 een gezamenlijke huishouding voerde. De Raad oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat de stortingen op haar bankrekening een andere herkomst hadden dan wat het college had vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.