ECLI:NL:CRVB:2014:1257
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- H.C.P. Venema
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege een schending van de inlichtingenverplichting door appellante. Appellante had geen opgave gedaan van verschillende auto’s die op haar naam stonden, wat aanleiding gaf tot een onderzoek door de gemeente Nijmegen. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante in de maanden maart, april en augustus 2010 en mei 2011 niet recht had op bijstand, omdat niet kon worden vastgesteld of zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De gemeente besloot daarom de bijstand over deze maanden in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen.
De rechtbank Arnhem verklaarde de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. Appellante betoogde dat zij slechts als familie- en vriendendienst enkele auto’s op haar naam had laten registreren en dat zij geen inkomsten had verworven uit de transacties. Tevens stelde zij dat zij niet kon worden gehouden aan haar verklaring die zij op 7 juli 2011 had afgelegd, omdat zij zonder tolk was gehoord en deze verklaring niet had ondertekend.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de schending van de inlichtingenverplichting een maatregelwaardige gedraging is en dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken. De Raad concludeerde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij niets had ontvangen voor de geregistreerde auto’s en dat de verklaringen van appellante en betrokken familieleden niet ondersteund werden door objectieve gegevens. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.