ECLI:NL:CRVB:2014:1235
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- H.C.P. Venema
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van inkomsten uit stichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant ontving sinds 1982 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na het bereiken van de 65-jarige leeftijd in 2008 ontving hij een ouderdomspensioen en aanvullende bijstand. Tijdens een onderzoek door de sociale recherche werd ontdekt dat appellant gebruik maakte van een bankrekening die geregistreerd stond op naam van een stichting. Dit leidde tot de conclusie dat appellant in de periode van 2003 tot 2007 inkomsten had gegenereerd via deze stichting, zonder deze op te geven bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Het college heeft vervolgens de bijstand van appellant herzien en teruggevorderd over de periode waarin hij ten onrechte bijstand ontving, tot een bedrag van € 28.830,31. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) bevoegd was om deze besluiten te nemen, en niet het college. Hij stelde dat de Svb op grond van de wet bevoegd was om besluiten te nemen over bijstand die aan hem was verleend. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college wel degelijk bevoegd was om de herziening en terugvordering van bijstand te effectueren, omdat het hier ging om bijstand die was verleend aan een persoon die nog geen 65 jaar oud was in de relevante periode.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen voordeel heeft genoten van de inkomsten uit de stichting. De bewijsvoering van appellant was onvoldoende om zijn stellingen te onderbouwen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bijstandsontvangers om inkomsten correct op te geven en de bevoegdheden van het college in het kader van de WWB.