ECLI:NL:CRVB:2014:1216

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
14 april 2014
Zaaknummer
13-2509 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de Sociale Verzekeringsbank om terug te komen op eerder genomen besluit inzake ouderdomspensioen AOW

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland, die op 29 maart 2013 uitspraak deed in een geschil over de toekenning van een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellant, geboren in 1945, had eerder een ouderdomspensioen aangevraagd en was gehuwd, maar leefde duurzaam gescheiden van zijn echtgenote. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) kende hem een ouderdomspensioen toe naar de norm voor gehuwden, maar appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 29 januari 2010. In juni 2011 heeft hij zijn ongenoegen geuit over de hoogte van zijn pensioen, maar ook tegen de daaropvolgende beslissing van de Svb heeft hij geen bezwaar gemaakt.

In februari 2012 heeft appellant de Svb geïnformeerd dat hij al sinds 1997 in een andere woonplaats woont en dat hij het niet eens was met de toekenning van zijn pensioen als gehuwd. De Svb heeft zijn klacht gegrond verklaard, maar weigerde om het pensioen te herzien, omdat appellant niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, waarbij werd overwogen dat de eerdere besluiten van de Svb rechtens onaantastbaar waren geworden en dat appellant geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven om het besluit te herzien.

In hoger beroep heeft appellant zich gekeerd tegen de ingangsdatum van de herziening van zijn pensioen. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de aanvraag van appellant van 2 februari 2012 geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden bevatte, aangezien appellant zelf stelde dat zijn situatie ongewijzigd was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen, omdat er geen aanleiding was om het eerdere besluit van de Svb te herzien. De uitspraak werd openbaar gedaan op 4 april 2014.

Uitspraak

13/2509 AOW
Datum uitspraak: 4 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 29 maart 2013, 12/1899 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te[woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft zijn standpunt nader toegelicht en een stuk ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2014. Appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma-Hovers.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant, geboren op [geboortedatum] 1945, heeft een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Hij heeft daarbij vermeld gehuwd te zijn en duurzaam gescheiden te leven van zijn echtgenote.
1.2. Nadat appellant vragen over zijn woonsituatie had beantwoord, heeft de Svb hem bij besluit van 29 januari 2010 met ingang van juni 2010 een ouderdomspensioen naar de norm voor een gehuwde toegekend. De Svb heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat appellant niet kon worden aangemerkt als duurzaam gescheiden levend. Appellant heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
1.3. Begin juni 2011 heeft appellant zijn ongenoegen kenbaar gemaakt over de hoogte van zijn pensioen. Bij besluit van 30 juni 2011 heeft de Svb geweigerd terug te komen van zijn besluit van 29 januari 2010. Ook tegen dit besluit heeft appellant geen bezwaar gemaakt.
1.4. Op 30 januari 2012 berichtte de Svb appellant dat zijn pensioen in verband met zijn verhuizing naar[woonplaats] voortaan zou worden verzorgd door kantoor [plaatsnaam]. Appellant berichtte de Svb daarop bij brief van 2 februari 2012 al sedert 1997 in[woonplaats] te wonen en het er niet mee eens te zijn voor zijn ouderdomspensioen als gehuwd te worden aangemerkt.
1.5. Bij schrijven van 13 februari 2012 heeft de Svb appellants klacht tegen de brief van
30 januari 2012 gegrond verklaard. Voorts heeft de Svb in dit schrijven appellant geïnformeerd over zijn besluit zijn ouderdomspensioen niet te herzien omdat hij niet duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is bij beslissing op bezwaar van 16 juli 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank heeft het volgende overwogen. De besluiten van 29 januari 2010 en 30 juni 2011 zijn rechtens onaantastbaar geworden. Nu sprake is van een duuraanspraak, moet bij de beoordeling van appellants verzoek om terug te komen van die besluiten, onderscheid worden gemaakt naar het verleden en naar de toekomst. Nu appellant geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden naar voren heeft gebracht, heeft de Svb geen aanleiding hoeven zien het ouderdomspensioen voorafgaand aan appellants verzoek van 2 februari 2012 te herzien en in zoverre terug te komen op zijn eerdere besluiten. Vanaf 2 februari 2012 moet echter worden geoordeeld dat appellant, alle omstandigheden in aanmerking genomen, als duurzaam gescheiden levend moet worden aangemerkt. Zijn pensioen moet derhalve vanaf de datum van zijn verzoek worden herzien naar de norm van een ongehuwde. De rechtbank heeft dienovereenkomstig beslist.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep gekeerd tegen de ingangsdatum van de herziening van zijn pensioen. Hij heeft erop gewezen dat de situatie vanaf de toekenning van zijn pensioen ongewijzigd was.
4.1.
De Raad overweegt het volgende.
4.2.
De als aanvraag aan te merken brief van appellant van 2 februari 2012 is een herhaling van de aanvraag waarop de Svb bij besluit van 29 januari 2010 heeft beslist.
4.3.
Een bestuursorgaan is bevoegd om, na een eerdere afwijzing, een herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen. Indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van dezelfde strekking wordt genomen, kan door het instellen van beroep tegen dat laatste besluit in beginsel niet worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst als ware het een eerste afwijzing. Bij een doorlopende (periodieke) aanspraak als hier aan de orde, moet voor de toetsing een splitsing worden aangebracht. Wat betreft de periode voorafgaande aan de aanvraag, dient de bestuursrechter zich te beperken tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden en, zo ja, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden om het oorspronkelijke besluit te herzien. Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of veranderde omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Feiten of omstandigheden waarvan zonder meer duidelijk is dat ze geen rol kunnen spelen bij het besluit worden niet als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden beschouwd.
Voor de periode na de aanvraag moet het bestuursorgaan een belangenafweging maken en moet bij de bestuursrechter een minder terughoudende toets plaatsvinden. Het is met een evenwichtige en zorgvuldige belangenafweging niet verenigbaar dat een besluit waarbij ten onrechte geen of een te lage aanspraak is toegekend, in zulke gevallen blijvend aan de aanvrager wordt tegengeworpen.
4.4.
Ter ondersteuning van zijn aanvraag van 2 februari 2012 heeft appellant aangevoerd dat hij en zijn echtgenote duurzaam gescheiden leven. Dit vormt geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Appellant stelt zich immers zelf op het standpunt dat in zijn situatie niets is veranderd. Hij had deze grond ook kunnen aanvoeren in bezwaar tegen het toekenningsbesluit van 29 januari 2010. Voor een inhoudelijke toetsing van het bestreden besluit, voor zover dat de periode voorafgaand aan de aanvraag betreft, is derhalve geen plaats.
Voor de toekomst is appellants beroep door de rechtbank gehonoreerd. De Svb heeft zich bij dat oordeel neergelegd. Dit deel van de aangevallen uitspraak is derhalve niet in geschil.
4.5.
Uit het onder 4.2 tot en met 4.4 overwogene vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd voor zover deze is aangevochten.
5.
Er is geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van M.M. Spaans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2014.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) M.M. Spaans

CVG