ECLI:NL:CRVB:2014:1216
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van de Sociale Verzekeringsbank om terug te komen op eerder genomen besluit inzake ouderdomspensioen AOW
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland, die op 29 maart 2013 uitspraak deed in een geschil over de toekenning van een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellant, geboren in 1945, had eerder een ouderdomspensioen aangevraagd en was gehuwd, maar leefde duurzaam gescheiden van zijn echtgenote. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) kende hem een ouderdomspensioen toe naar de norm voor gehuwden, maar appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 29 januari 2010. In juni 2011 heeft hij zijn ongenoegen geuit over de hoogte van zijn pensioen, maar ook tegen de daaropvolgende beslissing van de Svb heeft hij geen bezwaar gemaakt.
In februari 2012 heeft appellant de Svb geïnformeerd dat hij al sinds 1997 in een andere woonplaats woont en dat hij het niet eens was met de toekenning van zijn pensioen als gehuwd. De Svb heeft zijn klacht gegrond verklaard, maar weigerde om het pensioen te herzien, omdat appellant niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, waarbij werd overwogen dat de eerdere besluiten van de Svb rechtens onaantastbaar waren geworden en dat appellant geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven om het besluit te herzien.
In hoger beroep heeft appellant zich gekeerd tegen de ingangsdatum van de herziening van zijn pensioen. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de aanvraag van appellant van 2 februari 2012 geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden bevatte, aangezien appellant zelf stelde dat zijn situatie ongewijzigd was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen, omdat er geen aanleiding was om het eerdere besluit van de Svb te herzien. De uitspraak werd openbaar gedaan op 4 april 2014.