ECLI:NL:CRVB:2014:1214

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
14 april 2014
Zaaknummer
13-664 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van nabestaandenuitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Middelburg. Appellant, geboren op 2 november 1951, had een nabestaandenuitkering aangevraagd op grond van de Algemene nabestaandenwet na het overlijden van zijn echtgenote op 2 augustus 2009. De Sociale verzekeringsbank (Svb) weigerde deze uitkering, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor toekenning, met name wat betreft de mate van arbeidsongeschiktheid. Appellant stelde dat zijn arbeidsongeschiktheid onvoldoende was onderzocht en maakte bezwaar tegen de beslissing van de Svb.

De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij uitgebreid inging op de rapporten van de bezwaarverzekeringsartsen en de bezwaararbeidsdeskundige. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat appellant op de datum in geding niet meer dan 45% arbeidsongeschikt was. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe gegevens waren ingediend die het oordeel van de rechtbank konden weerleggen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb het advies van het Uwv terecht had gevolgd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van M.M. Spaans als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 4 april 2014.

Uitspraak

13/664 ANW
Datum uitspraak: 4 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 20 december 2012, 12/3385 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.W.G.J. de Haas hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. De Haas heeft zich teruggetrokken als gemachtigde.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2014. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma-Hovers.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is geboren op 2 november 1951. Hij heeft bij de Svb een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet aangevraagd wegens het overlijden van zijn echtgenote op 2 augustus 2009. Hij heeft daarbij aangegeven arbeidsongeschikt te zijn.
1.2. Op verzoek van de Svb is advies uitgebracht door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Bij besluit van 12 april 2011 heeft de Svb appellant een nabestaandenuitkering geweigerd omdat hij niet aan de voorwaarden voor toekenning voldoet. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en daarbij gesteld dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid onvoldoende is onderzocht.
1.3. Nadat opnieuw advies was uitgebracht door het Uwv, heeft de Svb bij beslissing op bezwaar van 6 juni 2012 (bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard. Zij is daarbij uitgebreid ingegaan op de rapporten van de bezwaarverzekeringsartsen Boel en
Van der Heemst en van de bezwaararbeidsdeskundige Kalthof. De rechtbank heeft geen reden gevonden om te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van het Uwv dat bij appellant op de datum in geding geen sprake was van arbeidsongeschiktheid van meer dan 45%. Ook de in de beroepsfase overgelegde stukken van appellants behandelend artsen geeft de rechtbank geen aanleiding tot twijfel.
3.
Ook in hoger beroep heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat hij meer dan 45% arbeidsongeschikt is en derhalve voor toekenning van een nabestaandenuitkering in aanmerking komt.
4.1.
De Raad kan zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Met name de bezwaarverzekeringsarts Boel heeft appellant uitgebreid gesproken en onderzocht en heeft informatie gevraagd bij de behandelend sector. De bezwaararbeidsdeskundige Kalthof heeft duidelijk aangegeven voor welke functies appellant geschikt werd geacht. Onderzoek en rapporten van het Uwv zijn zorgvuldig en concludent. Er was voor de Svb geen reden het advies van het Uwv niet te volgen. In hoger beroep zijn door appellant geen nieuwe gegevens in het geding gebracht.
4.2.
Het onder 4.1 overwogene leidt tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van M.M. Spaans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2014.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) M.M. Spaans

CVG