ECLI:NL:CRVB:2014:1214
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- M.M. Spaans
- Rechtspraak.nl
Weigering van nabestaandenuitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Middelburg. Appellant, geboren op 2 november 1951, had een nabestaandenuitkering aangevraagd op grond van de Algemene nabestaandenwet na het overlijden van zijn echtgenote op 2 augustus 2009. De Sociale verzekeringsbank (Svb) weigerde deze uitkering, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor toekenning, met name wat betreft de mate van arbeidsongeschiktheid. Appellant stelde dat zijn arbeidsongeschiktheid onvoldoende was onderzocht en maakte bezwaar tegen de beslissing van de Svb.
De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij uitgebreid inging op de rapporten van de bezwaarverzekeringsartsen en de bezwaararbeidsdeskundige. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat appellant op de datum in geding niet meer dan 45% arbeidsongeschikt was. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe gegevens waren ingediend die het oordeel van de rechtbank konden weerleggen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb het advies van het Uwv terecht had gevolgd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van M.M. Spaans als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 4 april 2014.