ECLI:NL:CRVB:2014:1205
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- B.J. van de Griend
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verhoging vergoeding sociaal vervoer op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, waarin zijn aanvraag voor een verhoging van de vergoeding voor sociaal vervoer werd afgewezen. De aanvraag was gebaseerd op de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). Appellant, erkend als vervolgde in 1975, had eerder vergoedingen ontvangen voor zijn psychische en psychosomatische klachten, maar de vergoeding voor sociaal vervoer werd niet verhoogd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 10 april 2014 uitspraak gedaan in deze zaak.
De Raad heeft vastgesteld dat de psychische klachten en psychosomatische rugklachten in het verleden als causaal aan de vervolging zijn aanvaard, maar dat de huidige rugklachten van appellant niet in verband staan met de vervolging. De Raad heeft de eerdere besluiten van de Sociale Verzekeringsbank bevestigd, waarin werd gesteld dat de rugklachten van appellant somatisch zijn en niet voortkomen uit de vervolging. De Raad heeft ook opgemerkt dat appellant in zijn beroep zich enkel heeft gericht op de rugklachten en niet op de afwijzing van de vergoeding voor sociaal vervoer. De Raad concludeert dat de gronden van appellant niet slagen en verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van causaliteit in de beoordeling van aanvragen op basis van de Wuv en bevestigt dat niet alle klachten automatisch als causaal aan de vervolging kunnen worden aanvaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de afwijzing van de aanvraag voor de verhoging van de vergoeding voor sociaal vervoer bevestigd, omdat de klachten van appellant niet als gevolg van de vervolging zijn aangemerkt.