ECLI:NL:CRVB:2014:1197
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Uitbetaling nabetaling AOW-pensioen aan Nieuw-Zeelandse instantie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een in Nieuw-Zeeland woonachtige man, had een ouderdomspensioen aangevraagd bij het Nieuw-Zeelandse uitvoeringsorgaan, maar weigerde een bankrekening te openen voor de uitbetaling. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft vervolgens een AOW-pensioen en toeslag toegekend, maar de nabetaling van het AOW-pensioen werd rechtstreeks aan het Nieuw-Zeelandse orgaan overgemaakt, wat de appellant betwistte. Hij stelde dat de nabetaling niet aan het Nieuw-Zeelandse orgaan, maar aan hemzelf moest worden uitbetaald, en dat de relevante verdragsbepalingen niet van toepassing waren.
De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de Svb de nabetaling terecht aan het Nieuw-Zeelandse orgaan had uitbetaald, conform het Administratief Akkoord dat bij het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Nieuw-Zeeland was vastgesteld. De Raad concludeerde dat de bepalingen van het Verdrag en het Administratief Akkoord rechtstreekse werking hebben in de Nederlandse rechtsorde, en dat de appellant niet kon worden gevolgd in zijn stelling dat het Verdrag niet op de juiste wijze was goedgekeurd.
De uitspraak benadrukt het belang van internationale verdragen en de werking daarvan in de nationale rechtsorde, en bevestigt dat de Svb zich aan deze verdragen moet houden bij de uitvoering van haar taken. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.