ECLI:NL:CRVB:2014:1187
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.Th. Wolleswinkel
- R. Kooper
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van functiewijziging en verantwoordelijkheden binnen de politieorganisatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de plaatsing van appellant in een functie binnen de politieorganisatie ter discussie staat. Appellant was werkzaam in de functie van zedenrechercheur en is per 1 januari 2008 geplaatst in een andere functie. Hij heeft bezwaar gemaakt tegen deze plaatsing, maar zijn bezwaar is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de korpschef onvoldoende heeft gemotiveerd waarom appellant niet in de functie van zedenrechercheur geplaatst kon worden. De korpschef heeft echter in een bestreden besluit opnieuw het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, met de stelling dat appellant niet substantieel en structureel de drie niveaubepalende elementen 'coördinerende werkzaamheden', 'coaching' en 'verantwoordelijkheid voor dossiervorming in grootschalige/complexe onderzoeken' heeft uitgeoefend.
Tijdens de zitting heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij wel degelijk coördinerende werkzaamheden verrichtte en verantwoordelijk was voor het coachen van nieuwe medewerkers. De korpschef heeft echter betoogd dat appellant geen zeggenschap had over het werk van anderen en dat zijn rol meer die van een vraagbaak was. De Raad voor de Rechtspraak heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij substantieel verticaal coördinerende werkzaamheden heeft verricht. Ook is er geen bewijs dat hij eindverantwoordelijk was voor dossiervorming in complexe zaken.
De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat de kosten voor de procedure niet door de tegenpartij vergoed hoeven te worden. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 april 2014.