In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Oost-Nederland. De zaak betreft een bezwaar van de erven van een overleden betrokkene tegen een besluit van Stichting Zorgkantoor Menzis, dat een eindafrekening van het persoonsgebonden budget (pgb) had vastgesteld en een terugvordering van € 28.188,35 had opgelegd. De erven stelden dat zij niet op de hoogte waren van het besluit van 6 januari 2010, omdat dit niet op het juiste adres was verzonden. Menzis had het bezwaar van de erven niet-ontvankelijk verklaard, omdat het volgens hen te laat was ingediend.
De Raad oordeelde dat Menzis niet aannemelijk had gemaakt dat het besluit van 6 januari 2010 daadwerkelijk was verzonden. De Raad wees op de wettelijke bepalingen omtrent de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift en concludeerde dat de termijn voor het indienen van bezwaar niet was aangevangen, omdat niet kon worden vastgesteld wanneer het besluit was verzonden. Hierdoor was het bezwaar tijdig ingediend.
De Centrale Raad van Beroep droeg Menzis op om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen en een inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaar van de erven. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige verzendadministratie door bestuursorganen en de rechten van belanghebbenden in het bestuursrecht.