ECLI:NL:CRVB:2014:1176

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 april 2014
Publicatiedatum
9 april 2014
Zaaknummer
13-557 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijstand wegens ontbrekende gegevens over erfenis

In deze zaak heeft appellante op 6 maart 2012 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Bij de aanvraag heeft zij aangegeven een erfenis te hebben ontvangen van haar overleden moeder. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede heeft appellante verzocht om bewijsstukken van de erfenis te overleggen, waaronder de datum van ontvangst en de hoogte van de erfenis. Appellante heeft echter niet alle gevraagde gegevens tijdig ingediend, wat heeft geleid tot een besluit van het college op 20 april 2012 om de aanvraag buiten behandeling te laten. Dit besluit werd later door het college in een bestreden besluit op 16 juli 2012 bevestigd, waarbij het bezwaar van appellante ongegrond werd verklaard.

De rechtbank Almelo heeft in de aangevallen uitspraak van 20 december 2012 het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat het college niet duidelijk heeft gemaakt welke specifieke gegevens nog ontbraken voor de beoordeling van haar aanvraag. Appellante stelt dat zij op 15 maart 2012 een e-mail met de gevraagde informatie heeft verzonden, maar het college heeft deze informatie niet als voldoende aangemerkt.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het college op goede gronden om bewijsstukken heeft verzocht en dat de door appellante aangeleverde e-mail niet voldeed aan de eisen voor bewijs van de erfenis. Aangezien appellante ook na herhaalde verzoeken niet de benodigde gegevens heeft verstrekt, was het college bevoegd om de aanvraag buiten behandeling te laten. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

13/557 WWB
Datum uitspraak: 8 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van
20 december 2012, 12/801 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te[woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Enschede (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H.J.A. Aerts hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 25 februari 2014, waar partijen, met bericht, niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante heeft op 6 maart 2012 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand ingediend. Bij de aanvraag heeft appellante vermeld dat zij in 2011 een erfenis heeft gekregen van haar overleden moeder. In verband hiermee heeft het college bij brief van
14 maart 2012 appellante verzocht binnen een week, voor zover thans nog van belang, bewijsstukken van de erfenis te overleggen waaruit onder andere blijkt op welke datum appellante de erfenis heeft ontvangen en wat de hoogte van de erfenis is. Omdat appellante niet alle gevraagde gegevens heeft overgelegd, heeft het college op 27 maart 2012, voor zover van belang, appellante nogmaals verzocht binnen een week de gevraagde bewijsstukken te overleggen. In beide brieven heeft het college appellante er op gewezen dat de aanvraag buiten behandeling zal worden gelaten, indien appellante nalaat de gevraagde gegevens tijdig in te leveren.
1.2.
Bij besluit van 20 april 2012 heeft het college de aanvraag met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gelaten, op de grond dat appellante niet binnen de in de brief van 27 maart 2012 genoemde termijn de gevraagde gegevens heeft overgelegd.
1.3.
Bij besluit van 16 juli 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 20 april 2012 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij voert aan dat zij niet van het college te horen heeft gekregen welke specifieke gegevens zij nog moest indienen teneinde de beoordeling van de aanvraag om bijstand mogelijk te maken. Appellante stelt dat zij met een door haar op 15 maart 2012 aan het college verzonden e-mailbericht de gevraagde gegevens over de erfenis heeft verstrekt. Het lag vervolgens op de weg van het college, zo nodig, aan appellante een nadere toelichting te vragen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag is onder andere sprake indien onvoldoende gegevens of bescheiden worden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
4.2.
Niet in geschil is dat het college op goede gronden om bewijsstukken van de erfenis heeft verzocht. Op 15 maart 2012 heeft appellante een e-mailbericht van 14 maart 2012 van haar broer doorgestuurd naar het college. In dat e-mailbericht van 14 maart 2012 heeft de broer van appellante een toelichting gegeven op de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van appellante.
4.3.
Het college heeft dit e-mailbericht terecht niet als het gevraagde bewijsstuk van de erfenis aangemerkt, omdat daaruit niet objectief en verifieerbaar blijkt op welke datum appellante de erfenis heeft ontvangen en wat de hoogte van de erfenis was.
4.4.
Nu appellante ook na het herhaalde verzoek van 27 maart 2012 niet de gevraagde gegevens over de erfenis heeft verstrekt, was het college op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bevoegd de aanvraag van appellante buiten behandeling te laten. Wat appellante heeft aangevoerd geeft geen aanleiding om te oordelen dat het college niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot buiten behandeling stellen van de aanvraag gebruik heeft kunnen maken.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 april 2014.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) G.J. van Gendt
JvC