ECLI:NL:CRVB:2014:113

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
12-6460 WWB-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over langdurigheidstoeslag en terugwerkende kracht in het bestuursrecht

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 21 januari 2014, wordt de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Maastricht om langdurigheidstoeslag over de jaren 2008 en 2009 toe te kennen, beoordeeld. Appellant, die bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had op 7 juli 2011 een aanvraag voor langdurigheidstoeslag ingediend. Het college had deze aanvraag aanvankelijk buiten behandeling gesteld, omdat appellant onvoldoende gegevens had verstrekt. Later, in een bestreden besluit van 9 juli 2012, werd de aanvraag voor het jaar 2011 alsnog gegrond verklaard, maar het college had nagelaten te beslissen over de jaren 2008, 2009 en 2010.

De rechtbank Maastricht verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, met de overweging dat het besluit geen betrekking had op de langdurigheidstoeslag voor de jaren 2008 tot en met 2010. Appellant ging hiertegen in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat het college ten onrechte niet had beslist over zijn recht op langdurigheidstoeslag voor de jaren 2008 en 2009.

De Raad oordeelt dat de rechtbank de relevante feiten niet correct heeft beoordeeld. Het aanvraagformulier bood geen mogelijkheid om aan te geven voor welk jaar de langdurigheidstoeslag werd aangevraagd, en het college had de aanvraag ruimer moeten interpreteren. De Raad concludeert dat het college de jaren 2008 en 2009 had moeten beoordelen en dat het college dit ten onrechte heeft nagelaten. De Raad draagt het college op om de gebreken in het besluit van 9 juli 2012 te herstellen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. De uitspraak benadrukt de mogelijkheid van terugwerkende kracht bij aanvragen voor langdurigheidstoeslag, zoals geregeld in de WWB.

Uitspraak

12/6460 WWB-T
Datum uitspraak: 21 januari 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 26 oktober 2012, 12/27 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L. Bovenkamp, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft met de gevoegde zaken 11/4027 WWB en 12/3886 WWB tussen dezelfde partijen plaatsgehad op 19 november 2013. Voor appellant is mr. Bovenkamp verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.M. Pluymaeckers. In de zaken 11/4027 WWB en 12/3886 WWB wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Met een op
7 juli 2011 bij de Sociale Dienst Maastricht binnengekomen aanvraagformulier heeft appellant langdurigheidstoeslag aangevraagd. Bij besluit van 10 augustus 2011, gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 8 december 2011, heeft het college deze aanvraag buiten behandeling gesteld op de grond dat appellant onvoldoende gegevens had verstrekt. Bij besluit van 9 juli 2012 (bestreden besluit) heeft het college hangende het beroep tegen het besluit van 8 december 2011 het bezwaar tegen het besluit van 10 augustus 2011 alsnog gegrond verklaard en appellant over het jaar 2011 langdurigheidstoeslag toegekend. Appellant heeft in reactie hierop aangegeven dat het college ten onrechte niet heeft beslist over het recht van appellant op langdurigheidstoeslag over 2008, 2009 en 2010.
2.
Bij de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat dit besluit geen betrekking heeft en ook geen betrekking hoefde te hebben op een eventuele langdurigheidstoeslag over de jaren 2008 tot en met 2010.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken grond tegen deze uitspraak gekeerd. Hij wil alsnog langdurigheidstoeslag over de jaren 2008 en 2009.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het gaat in dit geding uitsluitend nog om het niet toekennen van langdurigheidstoeslag over de jaren 2008 en 2009.
4.2.
De beroepsgrond dat de rechtbank in de aangevallen uitspraak ten onrechte heeft overwogen dat het bestreden besluit geen betrekking hoefde te hebben op een eventuele langdurigheidstoeslag over 2008 en 2009, treft doel. Het op 7 juli 2011 ingediende aanvraagformulier langdurigheidstoeslag biedt niet de mogelijkheid om aan te geven voor welk jaar of welke jaren de langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd. Ook in de toelichting op bladzijde twee van het aanvraagformulier wordt een aanvrager niet gewezen op de mogelijkheid om de langdurigheidstoeslag voor een specifiek jaar of over meerdere jaren in te dienen. Het college heeft desgevraagd ter zitting toegegeven dat de redactie van het aanvraagformulier op dit punt aanpassing behoeft en heeft erkend dat de op 7 juli 2011 ontvangen aanvraag ruimer gelezen had moeten worden dan in het bestreden besluit is gedaan. Immers, zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 november 2012, ECLI:CRVB:2012:BY4757) sluit artikel 36 (oud en nieuw) van de WWB de toepassing van artikel 44 van de WWB uit, zodat een aanvraag om langdurigheidstoeslag met terugwerkende kracht gedaan kan worden. Gelet hierop had het college in dit geval ook de jaren 2008 en 2009 moeten beoordelen en heeft het college dit dus ten onrechte achterwege gelaten.
4.3.
De rechtbank heeft wat onder 4.2 is overwogen niet onderkend. De Raad zal met toepassing van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet het college opdragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van wat in 4.2 is overwogen.
4.4.
Ten behoeve van de nadere besluitvorming door het college overweegt de Raad het volgende. Op aanvragen gedaan in 2009 of later, die betrekking hebben op een recht op landurigheidstoeslag dat ontstaan is vóór 2009, is het oude recht, zoals vervat in artikel 36 WWB zoals dat luidde vóór 1 januari 2009, van toepassing. Dit heeft tot gevolg dat voor de jaren 2008 en 2009 twee te onderscheiden referteperiodes moeten worden beoordeeld. Voorts ligt het, gelet op de vertraging die is ontstaan doordat het college de aanvraag van 7 juli 2011 niet op de juiste wijze heeft beoordeeld, in de rede dat het college zich ten aanzien van eventuele daaruit voortvloeiende problemen bij de verstrekking van inkomensgegevens over de referteperiodes soepel opstelt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt het college op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak de gebreken in het besluit van 9 juli 2012 te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door J.F.C. Talman als voorzitter en O.L.H.W.I. Korte en
P.W. van Straalen als leden, in tegenwoordigheid van P. Uijtdewillegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2014.
(getekend) J.C.F. Talman
(getekend) P. Uijtdewillegen

HD