ECLI:NL:CRVB:2014:1094
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K. Wentholt
- R.E. Bakker
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het hoger beroep inzake de niet-ontvankelijkheid van re-integratieverplichtingen na 30 juni 2011
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn re-integratieverplichtingen. Het Uwv had in een brief van 15 oktober 2013 medegedeeld dat er op basis van een besluit van 1 februari 2010 geen re-integratieactiviteiten meer zouden plaatsvinden. De Raad heeft vastgesteld dat appellant na 30 juni 2011 geen re-integratieverplichtingen zijn opgelegd en dat hij niet heeft aangetoond dat hij door eerdere re-integratieactiviteiten in zijn belangen is geschaad. Hierdoor concludeerde de Raad dat appellant geen belang had bij de beoordeling van het hoger beroep.
De Raad heeft verder overwogen dat de re-integratievisie van 1 februari 2010 niet meer geldig was, aangezien het Uwv had aangegeven dat er voorlopig geen re-integratieactiviteiten zouden worden gestart. Appellant had aangegeven dat zijn procesbelang lag in het verkrijgen van duidelijkheid over de functies waarop hij zou moeten solliciteren. De Raad oordeelde echter dat het Uwv ondubbelzinnig had gecommuniceerd dat er geen re-integratieactiviteiten meer zouden plaatsvinden op basis van de oude re-integratievisie.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de Raad niet verder ingaat op de inhoudelijke bezwaren van appellant. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met K. Wentholt als voorzitter en R.E. Bakker en J. Riphagen als leden, in aanwezigheid van griffier D.E.P.M. Bary.