ECLI:NL:CRVB:2014:1065
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onduidelijke woonsituatie en schending inlichtingenverplichting
Op 1 april 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. Appellant, die eerder een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet, had zich op 6 december 2011 gemeld voor bijstand. Hij gaf aan tijdelijk bij zijn zus te wonen, maar tijdens een onderzoek door de handhavingsspecialist bleek dat zijn woonsituatie onduidelijk was. De zus van appellant verklaarde dat hij niet bij haar woonde en dat hij vaak van adres wisselde. Dit leidde tot de conclusie dat appellant niet voldeed aan de inlichtingenverplichting, wat de afwijzing van zijn aanvraag rechtvaardigde.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn zus onjuiste verklaringen had afgelegd en dat er een hersteltermijn had moeten zijn na het huisbezoek. De Raad oordeelde echter dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op het opgegeven adres woonde en dat de verklaring van zijn zus op 9 januari 2012 niet in twijfel kon worden getrokken. De Raad benadrukte dat het aan de aanvrager is om de feiten en omstandigheden aan te tonen die tot inwilliging van de aanvraag nopen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad concludeerde dat appellant niet de nodige duidelijkheid had verschaft over zijn woonsituatie, wat leidde tot de afwijzing van zijn bijstandsaanvraag. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.