ECLI:NL:CRVB:2014:1064
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bedrijfskapitaal en bijstand voor levensonderhoud wegens niet-levensvatbaarheid van het bedrijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds oktober 2009 bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had een aanvraag ingediend voor bedrijfskapitaal en bijstand voor levensonderhoud om een speciaalzaak in Surinaamse delicatessen te starten. Deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, op basis van een advies van FBA Adviesgroep, dat concludeerde dat het bedrijf niet levensvatbaar was. De appellant betwistte deze afwijzing en stelde dat zijn bedrijf wel levensvatbaar was en dat het advies van FBA onzorgvuldig was tot stand gekomen.
De Raad overwoog dat een levensvatbaar bedrijf moet kunnen voorzien in een inkomen dat toereikend is voor de voortzetting van het bedrijf en de kosten van bestaan. De Raad oordeelde dat het college gerechtigd was om het advies van FBA te volgen, aangezien er geen aanwijzingen waren dat dit advies onzorgvuldig of onjuist was. De appellant had geen objectieve gegevens overgelegd die zijn standpunt ondersteunden, en zijn argumenten over de prognoses en de aflossingstermijn werden niet overtuigend bevonden.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van de appellant ongegrond werd verklaard. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.