ECLI:NL:CRVB:2014:1063
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand bij marginale zelfstandigheid en kosten van studiedag
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor een appellant die als marginaal zelfstandige werkzaam is. Appellant ontvangt sinds 21 augustus 2010 bijstand en heeft in de maanden november en december 2010 en april en mei 2011 inkomsten verworven. Het college van burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage heeft bij besluit van 18 november 2011 de bijstand over deze maanden herzien en een bedrag van € 2.280,29 teruggevorderd. Na bezwaar heeft het college het terugvorderingsbedrag verlaagd tot € 910,44, waarbij het college de gemaakte bedrijfskosten in mindering heeft gebracht. De kosten van een studiedag in Frankrijk zijn niet in mindering gebracht, omdat deze geen direct verband houden met de inkomsten van appellant.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de kosten van de studiedag als bedrijfskosten in mindering moeten worden gebracht, omdat deze bedoeld waren om zijn netwerk uit te breiden en meer opdrachten te genereren. De Raad oordeelt echter dat de kosten van de studiedag geen direct verband houden met de inkomsten die appellant heeft verworven. Daarnaast heeft appellant betoogd dat de verdeling van de kosten voor telefoon en internet door het college arbitrair is, maar de Raad oordeelt dat de door het college gehanteerde verdeling van 70% privé en 30% zakelijk niet onredelijk is.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij het hoger beroep van appellant niet slaagt. De uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van O.P.L. Hovens als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 april 2014.