ECLI:NL:CRVB:2014:1042

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
28 maart 2014
Zaaknummer
12-5144 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake toekenning hulp bij het huishouden en medisch advies

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, die de toekenning van hulp bij het huishouden heeft aangepast. Appellant had in oktober 2011 verlenging aangevraagd van de eerder toegekende hulp, die in november 2010 was vastgesteld op zeven en een half uur per week. Het college heeft echter besloten om het aantal uren te verlagen naar zes en een half uur per week, omdat appellant nu in een eenpersoonshuishouden woont. Appellant betwist deze beslissing en stelt dat het college ten onrechte geen medisch adviseur heeft ingeschakeld bij de besluitvorming. Hij voert aan dat zijn gezondheidstoestand sinds het eerdere medisch onderzoek in oktober 2010 is verslechterd, maar heeft geen bewijs geleverd om deze claim te onderbouwen.

De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch advies van dr. H.M. Laane, dat ten grondslag lag aan de eerdere beslissing, nog steeds relevant was. Appellant heeft in hoger beroep zijn eerdere gronden herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en komt tot de conclusie dat appellant geen nieuwe of andere gronden heeft aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De Raad bevestigt dan ook de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat appellant geen bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat zijn gezondheidstoestand is verslechterd.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de overwegingen van de rechtbank volledig onderschrijven. De beslissing is openbaar uitgesproken op 26 maart 2014, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/5411 WMO
Datum uitspraak: 26 maart 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
22 augustus 2012, 12/644 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.O. Wattilete, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2014. Appellant is met voorafgaand schriftelijk bericht niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.C. Smit.

OVERWEGINGEN

1.1. In oktober 2011 heeft appellant verlenging aangevraagd van de aan hem op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning in november 2010 toegekende hulp bij het huishouden, categorie HH2, klasse 3, zeven en een half uur per week. Aan dit besluit lag mede ten grondslag een medisch onderzoek van dr. H.M. Laane van 28 oktober 2010.
1.2. Bij besluit van 7 november 2011, zoals gehandhaafd bij besluit van 28 december 2011 (bestreden besluit), heeft het college aan appellant hulp bij het huishouden, categorie HH2, klasse 3, zes en een half uur per week toegekend. Het college heeft het aantal uren huishoudelijke hulp aangepast aan het feit dat de zoons van appellant niet langer thuis wonen en nu sprake is van een eenpersoonshuishouden.
2.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank onder meer overwogen dat het betoog van appellant, dat het college ten onrechte geen medisch adviseur heeft ingeschakeld, niet tot het oordeel kan leiden dat het bestreden besluit geen stand kan houden. Bij de besluitvorming is immers betrokken het medisch advies van dr. Laane van 28 oktober 2010 en appellant heeft niet aangetoond noch is anderszins gebleken dat er sindsdien een verslechtering in de gezondheidstoestand van appellant is opgetreden.
3.
In hoger beroep heeft appellant zijn beroepsgronden herhaald. Volgens appellant heeft de rechtbank ten onrechte miskend dat de medische situatie van appellant na oktober 2010 aantoonbaar zo is verslechterd dat het medisch advies van 28 oktober 2010 het bestreden besluit niet (meer) kan dragen. Dat besluit voldoet niet aan de vereiste zorgvuldigheid nu daar geen hernieuwd medisch onderzoek aan ten grondslag is gelegd, aldus appellant.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne. Appellant heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellant heeft zich beperkt tot het herhalen van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden. Ook in hoger beroep heeft appellant geen stukken overgelegd om zijn stelling te onderbouwen dat zijn gezondheidstoestand na oktober 2010 aanzienlijk verslechterd is.
4.2.
Uit hetgeen onder 4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en W.H. Bel en
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2014.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) E. Heemsbergen
GdJ