ECLI:NL:CRVB:2014:1041

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 maart 2014
Publicatiedatum
28 maart 2014
Zaaknummer
12-5734 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens termijnoverschrijding in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar dat appellante had ingediend tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verhuis- en inrichtingskostenvergoeding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag was op 16 november 2011 afgewezen, en de termijn voor het indienen van bezwaar liep af op 29 december 2011. Appellante heeft echter pas op 3 januari 2012 een bezwaarschrift ingediend, wat leidde tot de vraag of deze termijnoverschrijding verschoonbaar was.

Appellante heeft aangevoerd dat zij door persoonlijke omstandigheden, waaronder een operatie aan haar rechterhand en een reis naar Suriname voor de herdenkingsdienst van haar overleden moeder, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar werd geacht. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellante heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

In hoger beroep heeft appellante opnieuw haar omstandigheden uiteengezet, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat er geen nieuwe gronden waren aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellante ook zelf maatregelen had kunnen nemen om binnen de termijn van twee weken een bezwaarschrift in te dienen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

12/5734 WMO
Datum uitspraak: 26 maart 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
14 september 2012, 12/1243 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.A. van Heijningen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2014. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Heijningen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.C. Smit.

OVERWEGINGEN

1.1. Bij besluit van 16 november 2011 is de aanvraag van appellante voor een verhuis- en inrichtingskostenvergoeding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen. De termijn om bezwaar te maken liep af op 29 december 2011.
1.2. Appellante heeft bij op 2 januari 2012 gedateerd en op 3 januari 2012 door het college ontvangen bezwaarschrift tegen het besluit van 16 november 2011 bezwaar gemaakt. Bij brief van 12 januari 2012 heeft het college appellante in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken een geldige reden te geven voor de te late indiening van het bezwaarschrift. Appellante heeft bij brief van 24 januari 2012 uitgelegd dat zij in november 2011 geopereerd is aan haar rechterhand waardoor zij niet kon schrijven. Bovendien is zij in die maand naar Suriname geweest voor de herdenkingsdienst voor haar overleden moeder. Toen zij op 14 december 2011 terugkwam was zij ziek.
1.3. Bij besluit van 22 februari 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding.
2.1. In beroep tegen het bestreden besluit heeft appellante aangevoerd dat zij door alle hiervoor onder 1.2 vermelde omstandigheden niet zelf een bezwaarschrift kon indienen. Zij heeft, na terugkomst uit Suriname, in december 2011 de gemeente gebeld. Haar is toen gezegd dat zij contact kon opnemen met het Bureau sociaal raadslieden (Bsr). Het Bsr bleek echter tussen Kerst en Nieuwjaar gesloten. Pas op 2 januari 2012 kon appellante daar terecht. Zij is daar toen onmiddellijk heen gegaan en heeft een bezwaarschrift opgesteld.
2.2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij overwogen, kort gezegd, dat de door appellante aangevoerde omstandigheden voor haar rekening en risico komen.
3.
Appellante stelt zich ook in hoger beroep op het standpunt dat de opeenstapeling van pech en narigheid - haar operatie, de reis naar Suriname in verband met het overlijden van haar moeder, haar ziekte bij thuiskomst en het feit dat het Bsr gesloten was in de periode tussen Kerst en Nieuwjaar - zulke bijzondere omstandigheden zijn, dat gesproken kan worden van een verschoonbare termijnoverschrijding.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellante heeft zich beperkt tot het herhalen van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden.
4.2.
De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
4.3.
Het feit dat appellante met de gemeente heeft gebeld en te horen heeft gekregen dat zij nog twee weken de tijd had om een bezwaarschrift in te dienen, maakt niet dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Appellante had immers ook iemand anders, bijvoorbeeld een familielid of kennis, in kunnen schakelen om binnen die termijn van twee weken (pro forma) de bezwaartermijn te sauveren.
4.4.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank dan ook volledig en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en W.H. Bel en
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2014.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) E. Heemsbergen

JL