Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het College voor zorgverzekeringen (Cvz) om een bestuursrechtelijke premie op haar inkomen in te houden, nadat zij door zorgverzekeraar Menzis als wanbetaler was aangemeld. De rechtbank had het beroep van verzoekster ongegrond verklaard, en verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie en de hoogte daarvan niet bij de bestuursrechter konden worden aangevochten. Verzoekster had aangevoerd dat Cvz zich niet aan de Zorgverzekeringswet (Zvw) had gehouden, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat uit de aangevoerde argumenten niet kon worden afgeleid dat Cvz onterecht had gehandeld. De voorzieningenrechter bevestigde het oordeel van de rechtbank dat de inhouding van de premie op het inkomen van verzoekster niet meer mogelijk was, omdat haar dienstverband met de werkgever was verbroken. Hierdoor was Cvz gerechtigd om de inning voort te zetten via het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB).
De voorzieningenrechter besloot dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen en bevestigde de aangevallen uitspraak. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 3 maart 2014, door J. Brand, met D.E.P.M. Bary als griffier.