ECLI:NL:CRVB:2013:CA3480

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12-6310 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hoogte van de vervolguitkering op basis van de Wet WIA bij arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, A. te B., tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de vaststelling van de arbeidsongeschiktheidsklasse van appellant, die is ingedeeld in de klasse van 65 tot 80%. De appellant ontving een loongerelateerde uitkering op basis van de Wet inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), welke op 15 november 2011 is omgezet in een vervolguitkering. De hoogte van deze vervolguitkering is vastgesteld op 50,75% van het minimumloon, conform artikel 62, eerste lid, in verbinding met artikel 61, zesde lid, onder e, van de Wet WIA.

Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard. De rechtbank Breda heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. In hoger beroep heeft appellant zich uitsluitend gericht tegen het uitkeringspercentage van 50,75%, dat hij niet in verhouding vindt staan tot de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 74,23%.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen bevestigd dat de vaststelling van de hoogte van de vervolguitkering in overeenstemming is met de wettelijke bepalingen van de Wet WIA. De Raad heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheid is om van deze wettelijke bepaling af te wijken. De aangevallen uitspraak is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 juni 2013.

Uitspraak

12/6310 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 24 oktober 2012, 12/1894 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 14 juni 2013.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2013. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. M.P.W.M. Wiertz.
OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 15 december 2011 heeft het Uwv de loongerelateerde uitkering ingevolge de Wet inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) die appellant vanaf 3 januari 2011 ontving, met ingang van 15 november 2011 omgezet in een vervolguitkering. Appellant is ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 65 tot 80%.
1.2. Bij besluit van 13 maart 2012 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellant tegen het besluit van 15 december 2011 ongegrond verklaard. Het verlies aan verdienvermogen is weliswaar gewijzigd van 74,07% in 74,23%, maar dat percentage valt onveranderd in de klasse van 65 tot 80%. Ingevolge artikel 61, zesde lid, onder e, van de Wet WIA hoort daarbij een uitkeringspercentage van 50,75%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het besluit vernietigd, maar tevens bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
3. Het hoger beroep van appellant richt zich uitsluitend tegen het uitkeringspercentage van 50,75% van het minimumloon, dat in de visie van appellant niet in een reële verhouding staat tot de mate van arbeidsongeschiktheid die is vastgesteld op 74,23%.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. In artikel 62, eerste lid, in verbinding met artikel 61, zesde lid, aanhef en onder e, van de Wet WIA is bepaald, dat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80% de hoogte van de vervolguitkering 50,75% van het minimumloon bedraagt. De vaststelling van de hoogte van de vervolguitkering is in overeenstemming met deze wettelijke bepaling. In de Wet WIA is niet de mogelijkheid opgenomen om van deze wettelijke bepaling af te wijken.
4.3. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2013.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) K.E. Haan
QH