ECLI:NL:CRVB:2013:CA3475
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheidsklasse en geschiktheid van functies in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, A. te B., tegen de beslissing van het Uwv over zijn arbeidsongeschiktheid. Appellant had eerder een loongerelateerde uitkering op basis van de Wet inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ontvangen, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 42,85%. Het Uwv had appellant ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%.
De rechtbank Breda had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellant was van mening dat zijn klachten, met name de pijn in zijn linkerhand en linkerarm, hem volledig belemmerden in zijn werk. In hoger beroep heeft het Uwv aanvullende motivering overgelegd met betrekking tot de geschiktheid van de functies die aan appellant waren aangeboden.
De Centrale Raad van Beroep heeft de beroepsgronden van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank de gronden op juiste wijze had weergegeven en gemotiveerd waarom deze niet slagen. Er was geen nieuwe medische informatie over de gezondheidssituatie van appellant overgelegd die tot een ander oordeel zou kunnen leiden. De Raad heeft ook opgemerkt dat het Uwv zijn motivering voor de geschiktheid van de functies niet eerder had gegeven, maar heeft dit gepasseerd op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 153,-- aan appellant vergoedt. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door M.C. Bruning, met K.E. Haan als griffier.