ECLI:NL:CRVB:2013:CA3475

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11-4316 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheidsklasse en geschiktheid van functies in het kader van de WIA

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, A. te B., tegen de beslissing van het Uwv over zijn arbeidsongeschiktheid. Appellant had eerder een loongerelateerde uitkering op basis van de Wet inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ontvangen, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 42,85%. Het Uwv had appellant ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%.

De rechtbank Breda had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellant was van mening dat zijn klachten, met name de pijn in zijn linkerhand en linkerarm, hem volledig belemmerden in zijn werk. In hoger beroep heeft het Uwv aanvullende motivering overgelegd met betrekking tot de geschiktheid van de functies die aan appellant waren aangeboden.

De Centrale Raad van Beroep heeft de beroepsgronden van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank de gronden op juiste wijze had weergegeven en gemotiveerd waarom deze niet slagen. Er was geen nieuwe medische informatie over de gezondheidssituatie van appellant overgelegd die tot een ander oordeel zou kunnen leiden. De Raad heeft ook opgemerkt dat het Uwv zijn motivering voor de geschiktheid van de functies niet eerder had gegeven, maar heeft dit gepasseerd op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 153,-- aan appellant vergoedt. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door M.C. Bruning, met K.E. Haan als griffier.

Uitspraak

11/4316 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 mei 2011, 11/1291 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 14 juni 2013.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2013. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. M.P.W.M. Wiertz.
OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 19 november 2010 heeft het Uwv aan appellant over de periode van 3 januari 2011 tot 15 november 2011 een loongerelateerde uitkering ingevolge de Wet inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend en daarbij de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 42,85%. Bij besluit van 20 januari 2011 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellant tegen het toekenningsbesluit ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv appellant terecht ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%.
3.1. Het hoger beroep van appellant richt zich tegen de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid. Appellant stelt zich op het standpunt dat de door hem ervaren pijn in zijn linkerhand en linkerarm zo bepalend is voor zijn dagelijks leven, dat hij in het geheel niet kan werken.
3.2. Het Uwv heeft in hoger beroep, naar aanleiding van de toelichting op de aspecten 4.14, 4.15 en 4.16 in de Functionele Mogelijkhedenlijst, een aanvullende motivering van de passendheid van de functies overgelegd.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. De rechtbank heeft de beroepsgronden, die nagenoeg overeenkomen met de gronden zoals in hoger beroep aangevoerd, op juiste wijze in de aangevallen uitspraak weergegeven. De rechtbank heeft deze gronden beoordeeld en gemotiveerd waarom ze niet slagen. De rechtbank heeft daaromtrent een juist oordeel gegeven.
4.3. Hetgeen in hoger beroep nog is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden, reeds omdat geen nieuwe medische informatie over de gezondheidssituatie van appellant per datum in geding - 3 januari 2011 - is overgelegd.
4.4. De Raad ziet aanleiding de omstandigheid, dat het Uwv niet eerder dan bij rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 31 augustus 2011 toereikend heeft gemotiveerd dat de geduide functies voor appellant geschikt zijn, te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is geen sprake.
4.5. Uit hetgeen is overwogen in 4.2 tot en met 4.4 volgt dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 153,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2013.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) K.E. Haan
QH