ECLI:NL:CRVB:2013:CA3203

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11-1022 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wubo-uitkering op basis van psychische klachten zonder blijvende invaliditeit

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1941 in het voormalig Nederlands-Indië, een aanvraag ingediend voor een periodieke uitkering op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De aanvraag werd afgewezen door de Pensioen- en Uitkeringsraad, die oordeelde dat de psychische klachten van appellant, hoewel gerelateerd aan oorlogsgeweld, niet leidden tot blijvende invaliditeit volgens de criteria van de Wubo. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat de psychische klachten van appellant, waaronder een angststoornis met PTSS-kenmerken, slechts geringe tot matige beperkingen vertoonden in het dagelijks functioneren. Dit oordeel was gebaseerd op een medisch onderzoek uitgevoerd door een geneeskundig adviseur, A.J. Maas, en informatie van de huisarts, I.W.A. Smulders.

Tijdens de zitting op 12 april 2012 heeft de Raad de psychiater H.S.R. Witte benoemd als deskundige om de situatie van appellant verder te onderzoeken. Witte concludeerde dat appellant leed aan een volledige PTSS, die in de afgelopen tweeënhalf jaar was verergerd, maar dat deze diagnose ten tijde van het eerdere onderzoek door Maas niet volledig kon worden vastgesteld. De Raad oordeelde dat het rapport van Witte de eerdere conclusies van de geneeskundig adviseurs bevestigde en dat er geen reden was om aan te nemen dat de psychische klachten van appellant ten tijde van de aanvraag waren onderschat.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij het bestreden besluit in stand werd gehouden. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 juni 2013.

Uitspraak

11/1022 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, thans: de Pensioen en Uitkeringsraad (verweerder)
Datum uitspraak: 13 juni 2013
PROCESVERLOOP
In verband met een wijziging van taken, zoals neergelegd in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (Wet van 15 april 2010, Stb. 2010, 182), is in deze zaak de Pensioen- en Uitkeringsraad als bedoeld in die wet in de plaats getreden van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR). Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verweerder wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de - voormalige - Raadskamer WUBO van de PUR.
Namens appellant is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 12 januari 2011, kenmerk BZ01237950 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2012. Daar is namens appellant verschenen mr. J.C.M. van Berkel, advocaat. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.
Na de zitting heeft de Raad het onderzoek heropend en de psychiater H.S.R Witte benoemd tot deskundige. Witte heeft appellant onderzocht en op 23 september 2012 rapport uitgebracht van zijn bevindingen.
Na verkregen toestemming van partijen heeft de Raad een verder onderzoek ter zitting achterwege gelaten en heeft hij het onderzoek gesloten.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, geboren in 1941 in het toenmalig Nederlands-Indië, heeft in februari 2010 een aanvraag ingediend om toekenning van onder meer een periodieke uitkering op grond van de Wubo. Verweerder heeft bij besluit van 6 september 2010 erkend dat appellant is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wubo, te weten het getuige zijn geweest van wreedheden en moord en het meemaken van een beschieting in Tjimahi tijdens de Bersiap-periode. De gevraagde uitkering is echter afgewezen op de grond dat de bij appellant aanwezige psychische klachten weliswaar verband houden met het oorlogsgeweld, maar niet hebben geleid tot blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd overweegt de Raad als volgt.
2.1. Van blijvende psychische invaliditeit in de zin van de Wubo is volgens het beleid van verweerder sprake indien de betrokkene beperkingen heeft in minstens twee van de vier aan de American Medical Association (AMA) ontleende rubrieken, te weten (1) dagelijkse activiteiten, (2) sociaal functioneren, (3) concentratie, doorzettingsvermogen en tempo en (4) aanpassing aan stressvolle omstandigheden. Deze maatstaf is door de Raad in vaste rechtspraak aanvaard (CRvB 5 april 2012, LJN BW1768).
2.2. Het bij het bestreden besluit ingenomen standpunt van verweerder is in overeenstemming met de adviezen van een tweetal geneeskundig adviseurs. Deze adviezen berusten op een medisch onderzoek van appellant door een van deze adviseurs, de arts A.J. Maas. Daarbij is betrokken de ontvangen informatie van de huisarts I.W.A. Smulders. Uit het onderzoek van Maas komt naar voren dat de psychische klachten (een angststoornis NAO, met PTSS-kenmerken) alleen geringe tot matige beperkingen geven in de rubriek “dagelijks functioneren” als gevolg van doorslaapproblemen. Op grond hiervan is geoordeeld dat geen sprake is van blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo.
2.3. De door de Raad tot deskundige benoemde psychiater Witte heeft op basis van zijn onderzoek en de verder beschikbare gegevens geconcludeerd dat bij appellant sprake is van een volledige PTSS (matig ernstig) die in de afgelopen twee-en-half jaar is verergerd en nu tot meer beperkingen leidt. Ten tijde van het onderzoek van Maas in 2010 kon de PTSS nog niet volledig worden geconstateerd, aldus Witte. Het is Witte verder niet gebleken dat Maas zaken over het hoofd zou hebben gezien en hij acht de conclusie tot een angststoornis NAO ten tijde van het advies van Maas dan ook gerechtvaardigd.
2.4. De Raad stelt vast dat het rapport van Witte een bevestiging vormt van de opvatting van verweerders geneeskundig adviseurs. De Raad ziet dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat de psychische klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen ten tijde hier van belang zijn onderschat. Naar aanleiding van de hernieuwde aanvraag van januari 2012 is wel blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo aangenomen als gevolg van een verergering van de psychische klachten, maar zoals uit de rapportage van Witte blijkt, deed eenzelfde toestand zich niet voor ten tijde van onderhavige aanvraag.
2.5. Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit in rechte stand houdt en het beroep ongegrond moet worden verklaard.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2013.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) P.W.J. Hospel
ew