ECLI:NL:CRVB:2013:CA3022
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens geschiktheid voor eigen arbeid zonder rekening te houden met reistijd
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, A. te B. Appellant was sinds 5 juli 2010 ziek gemeld na een ongeval en had aansluitend een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv had op 6 september 2011 vastgesteld dat appellant per 8 september 2011 weer in staat was zijn eigen arbeid te verrichten, waarna de uitkering werd beëindigd. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.
De rechtbank ’s-Hertogenbosch heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant dat zijn beperkingen waren onderschat en dat het Uwv geen rekening had gehouden met de reistijd van twee tot tweeënhalf uur per dag en de bijbehorende concentratie-eisen van zijn functie. De Raad overwoog dat volgens de ZW de verzekerde recht heeft op ziekengeld bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid, maar dat de reistijd bij de beoordeling van de geschiktheid voor eigen arbeid niet in aanmerking kan worden genomen.
De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen van het Uwv geen objectieve beperkingen hadden vastgesteld en dat appellant niet kon aantonen dat hij niet in staat was zijn eigen werk te verrichten. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.