ECLI:NL:CRVB:2013:CA3017
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na beoordeling van de gezondheidstoestand van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante. De verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) hebben een zorgvuldig onderzoek uitgevoerd naar de gezondheidstoestand van appellante. Op basis van dit onderzoek concludeerden zij dat appellante, rekening houdend met haar medische beperkingen, in staat was om haar arbeid te verrichten, zoals vastgesteld in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank Zwolle-Lelystad had eerder op 23 april 2012 het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, omdat er geen nieuwe medische informatie was overgelegd die een ander licht zou werpen op haar gezondheidstoestand per 21 juni 2011.
Appellante betwistte in hoger beroep het oordeel van de rechtbank en voerde aan dat er wel degelijk nieuwe medische informatie was, onder andere van psychiater F. Kaya, die zou wijzen op een verslechterde gezondheidstoestand. Echter, de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de door het Uwv verrichte onderzoeken voldoende diepgaand en zorgvuldig waren en dat de conclusies die daaruit voortvloeiden goed onderbouwd waren. De Raad concludeerde dat de medische informatie die door appellante was ingediend, geen aanleiding gaf om anders te oordelen dan de rechtbank had gedaan.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op goede gronden het recht op ziekengeld met ingang van 21 juni 2011 had beëindigd. Er was geen reden om een onafhankelijk deskundige in te schakelen, zoals door appellante was verzocht. De uitspraak werd gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 juni 2013.