ECLI:NL:CRVB:2013:CA3017

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12-3166 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering na beoordeling van de gezondheidstoestand van appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante. De verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) hebben een zorgvuldig onderzoek uitgevoerd naar de gezondheidstoestand van appellante. Op basis van dit onderzoek concludeerden zij dat appellante, rekening houdend met haar medische beperkingen, in staat was om haar arbeid te verrichten, zoals vastgesteld in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank Zwolle-Lelystad had eerder op 23 april 2012 het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, omdat er geen nieuwe medische informatie was overgelegd die een ander licht zou werpen op haar gezondheidstoestand per 21 juni 2011.

Appellante betwistte in hoger beroep het oordeel van de rechtbank en voerde aan dat er wel degelijk nieuwe medische informatie was, onder andere van psychiater F. Kaya, die zou wijzen op een verslechterde gezondheidstoestand. Echter, de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de door het Uwv verrichte onderzoeken voldoende diepgaand en zorgvuldig waren en dat de conclusies die daaruit voortvloeiden goed onderbouwd waren. De Raad concludeerde dat de medische informatie die door appellante was ingediend, geen aanleiding gaf om anders te oordelen dan de rechtbank had gedaan.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op goede gronden het recht op ziekengeld met ingang van 21 juni 2011 had beëindigd. Er was geen reden om een onafhankelijk deskundige in te schakelen, zoals door appellante was verzocht. De uitspraak werd gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 juni 2013.

Uitspraak

12/3166 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van
23 april 2012, 11/2492 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 12 juni 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.C. Cornelisse, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 mei 2013. Appellante is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Ruis.
OVERWEGINGEN
1.1. Het Uwv heeft de aanvraag van appellante om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 15 oktober 2010 afgewezen, omdat appellante op die dag minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
1.2. Appellante heeft zich op 19 mei 2011 vanwege toegenomen klachten ziek gemeld vanuit de situatie dat zij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet, waarna haar een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) is verstrekt.
1.3. Op 21 juni 2011 heeft een verzekeringsarts van het Uwv appellante onderzocht en haar per 21 juni 2011 weer in staat geacht de aan de Wet WIA-schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. Bij besluit van 21 juni 2011 is appellante met ingang van 21 juni 2011 verder uitkering op grond van de ZW ontzegd.
1.4. Bij besluit van 20 oktober 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv, onder verwijzing naar het rapport van een bezwaarverzekeringsarts van het Uwv van 17 oktober 2011, het bezwaar van appellante tegen het besluit van 21 juni 2011 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is geweest van een voldoende diepgaand en zorgvuldig onderzoek en dat de uit dit onderzoek getrokken conclusies voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft overwogen dat van de kant van appellante geen medische informatie is overgelegd die een ander licht werpt op haar gezondheidstoestand per 21 juni 2011 en op eventuele beperkingen die daaruit voortvloeiden voor het verrichten van arbeid.
3. In hoger beroep heeft appellante het oordeel van de rechtbank betwist dat van haar kant geen medische informatie is overgelegd die een ander licht werpt op haar gezondheidstoestand per 21 juni 2011 en op eventuele beperkingen die daaruit voortvloeiden voor het verrichten van arbeid. Appellante heeft gesteld dat uit de informatie van
psychiater F. Kaya en het behandelplan van herstellingsoord Veluwebeeck blijkt van een verslechterde gezondheidstoestand op 21 juni 2011 ten opzichte van de beoordeling in 2010.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Voor het wettelijk kader wordt verwezen naar onderdeel 4 van de aangevallen uitspraak.
4.2. Het geschil in hoger beroep concentreert zich op de psychische klachten van appellante ten tijde in geding. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd vormt geen aanleiding anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. De verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts van het Uwv hebben een zorgvuldig onderzoek ingesteld naar de gezondheidstoestand van appellante op de datum in geding en hebben op verantwoorde wijze geconcludeerd dat appellante met inachtneming van haar medische beperkingen met ingang van 21 juni 2011 in staat was tot het verrichten van haar arbeid, zijnde één van de functies die zijn geselecteerd bij de schatting in het kader van de Wet WIA.
4.3. De voorhanden zijnde medische informatie, in het bijzonder de medische informatie waarop door appellante beroep is gedaan, biedt geen grond voor een andersluidend oordeel. Bij de medische oordeelsvorming is door de bezwaarverzekeringsarts informatie van de appellante behandelend psychiater Kaya van 8 oktober 2011 betrokken. Zoals de bezwaarverzekeringsarts in een rapport van 17 oktober 2011 heeft opgemerkt blijkt uit deze informatie dat sprake was van een depressie, matig ernstig zoals ook is vastgesteld ten tijde van de Wet WIA-beoordeling. Het behandelplan van herstellingsoord Veluwebeeck van 1 maart 2012 kan niet zonder meer van toepassing worden verklaard op de situatie ten tijde hier in geding.
4.4. Het Uwv heeft op goede gronden het recht op ziekengeld met ingang van 21 juni 2011 beëindigd. Er is dan ook geen reden om een onafhankelijk deskundige in te schakelen zoals door appellante is verzocht.
4.5. De overwegingen in 4.2 tot en met 4.4 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2013.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) D.E.P.M. Bary
QH