ECLI:NL:CRVB:2013:CA3010
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering na vaststelling WW-dagloon
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, die zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Het Uwv had appellant met ingang van 1 juli 2008 in aanmerking gebracht voor een WW-uitkering, berekend naar een dagloon van € 73,03. Later bleek dat het Uwv ten onrechte de WAO-uitkering in de berekening had meegenomen, waardoor de WW-uitkering te hoog was vastgesteld. Het Uwv herzag de WW-uitkering en vorderde een bedrag van € 24.442,24 terug. Appellant stelde dat hij niet had kunnen begrijpen dat hij te veel WW-uitkering ontving, omdat het netto-bedrag niet veel hoger was dan zijn eerdere loon. Hij voerde aan dat hij financiële problemen zou ondervinden door de terugvordering en dat zijn gezondheid eronder leed.
De rechtbank oordeelde dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat hij een te hoog bedrag aan uitkering ontving, gezien het bruto verschil van bijna € 400,- per maand. De Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. Appellant had zijn inlichtingenverplichting nageleefd en er was geen verwijt aan hem te maken voor de fout van het Uwv. De Raad concludeerde dat de terugvordering geen onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen had voor appellant, aangezien hij altijd een herberekening van zijn aflossingscapaciteit kon aanvragen.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 12 juni 2013.