ECLI:NL:CRVB:2013:CA2985

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11-1949 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om snellere scootmobiel en beoordeling van de voorzieningenrechter

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage. Appellante, A. te B., had een aanvraag ingediend voor een snellere scootmobiel, welke door het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk was afgewezen. Het college stelde dat appellante met de huidige scootmobiel, die een snelheid van 10 kilometer per uur kan bereiken, voldoende in haar mobiliteitsbehoefte kan voorzien. Daarnaast kan zij gebruik maken van de Regiotaxi voor langere afstanden.

De voorzieningenrechter had in zijn eerdere uitspraak geoordeeld dat de scootmobiel als een adequate voorziening moet worden beschouwd en dat er geen concrete aanwijzingen waren dat het college niet voldeed aan de compensatieplicht van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellante voerde in hoger beroep aan dat er veranderde omstandigheden waren en dat haar bewegingsvrijheid beperkt werd tot een straal van twee kilometer. Ook stelde zij dat het lange wachten op de Regiotaxi voor haar bezwaarlijk was en deed zij een beroep op de hardheidsclausule.

De Raad oordeelde dat de voorzieningenrechter ten onrechte een situatie als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht aanwezig had geacht. Het bestreden besluit was een afwijzing op inhoudelijke gronden en er was geen ander besluit dat betrekking had op dezelfde aanvraag en de gezondheidssituatie van appellante. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter, omdat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden had aangevoerd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11/1949 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 15 februari 2011, 11/980 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk (college)
Datum uitspraak 5 juni 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.R.D. Kommer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2013, waar partijen, met bericht, niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 27 december 2010 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante tegen het besluit waarbij haar aanvraag om een snellere scootmobiel is afgewezen, ongegrond verklaard. Het college heeft hierbij overwogen dat appellante zich met een scootmobiel die 10 kilometer per uur kan rijden in haar directe woonomgeving kan verplaatsen en daar sociale contacten aan kan gaan en dat appellante langere afstanden af kan leggen met de Regiotaxi.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter het beroep van appellante ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan de orde geacht. De voorzieningenrechter heeft voorts overwogen dat de toegekende scootmobiel als een voldoende adequate voorziening moet worden beschouwd. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, heeft de voorzieningenrechter geen concrete aanwijzingen kunnen vinden dat niet wordt voldaan aan de compensatieplicht van artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De omstandigheid dat appellante geen gebruik wil maken van de Regiotaxi voor de grotere afstanden omdat zij haar zelfstandigheid wil behouden, heeft de voorzieningenrechter niet tot een ander oordeel geleid.
3. Appellante heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat er wel veranderde omstandigheden zijn. Voorts heeft zij gesteld dat het college haar bewegingsvrijheid beperkt tot een straal van twee kilometer. Daarbij komt dat het lange wachten op de Regiotaxi voor haar bezwaarlijk is. Appellante heeft ten slotte een beroep gedaan op de hardheidsclausule.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De voorzieningenrechter heeft ten onrechte een situatie als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht aanwezig geacht. Het bestreden besluit behelst een afwijzing op inhoudelijke gronden. Van een ander besluit dat ziet op dezelfde aanvraag en de op dat moment bestaande gezondheidssituatie van appellante is geen sprake. Dit neemt niet weg dat de aangevallen uitspraak in stand kan blijven. De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit ook inhoudelijk beoordeeld. In hoger beroep heeft appellante geen andere gronden aangevoerd dan die in beroep zijn aangevoerd. De rechtbank heeft die gronden op juiste wijze besproken en beoordeeld. De Raad heeft daarnaast niets toe te voegen.
4.2. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) S. Aaliouli
JvC