ECLI:NL:CRVB:2013:CA2976
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag vervoersvoorziening op basis van WMO
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een vervoersvoorziening in de vorm van een vergoeding voor het gebruik van de eigen auto door appellante, die meervoudig gehandicapt is en ernstige gedragsstoornissen heeft. De aanvraag werd afgewezen omdat de vervoersbehoefte van appellante volgens het advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) kan worden vervuld door een combinatie van een duwrolstoel en aanvullend openbaar vervoer, wat als de goedkoopste adequate oplossing werd beschouwd.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat de beroepsgrond van appellante, dat het CIZ-advies onzorgvuldig en innerlijk tegenstrijdig was, niet voldoende onderbouwd was. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar standpunt ondersteunden dat zij niet met het aanvullend openbaar vervoer (AOV) kon reizen. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om een deskundige te benoemen, aangezien er geen medische redenen waren aangetoond die het gebruik van het AOV zouden uitsluiten.
De Raad concludeerde dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet was onderbouwd, waardoor de stelling van appellante dat in vergelijkbare gevallen wel een vergoeding was toegekend, niet kon worden gehonoreerd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.