ECLI:NL:CRVB:2013:CA2822

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/2311 WWB + 11/2312 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht inzake proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht van 9 maart 2011. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. L. Bovenkamp, hebben hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht. Het college had op 22 september 2009 een volledige arbeidsverplichting opgelegd aan eiseres, maar op 21 november 2012 werd een nieuw besluit genomen dat een ontheffing van deze verplichtingen inhield, gebaseerd op een nieuw onderzoek. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van de proceskosten, omdat de appellanten niet aannemelijk hadden gemaakt dat het hoger beroep was ingetrokken omdat het college hen tegemoet was gekomen. De Raad heeft vastgesteld dat het hoger beroep door mr. Bovenkamp was ingetrokken en dat er een verzoek om proceskostenvergoeding was ingediend. De Raad heeft de beslissing van het college om geen proceskosten te vergoeden bevestigd, omdat de nieuwe feiten en omstandigheden pas na de eerdere uitspraak aan de orde waren gekomen. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

11/2311 WWB, 11/2312 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 9 maart 2011, 10/426 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant 1] en [Appellant 2] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht (college)
Datum uitspraak 11 juni 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. L. Bovenkamp, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het college heeft op 21 november 2012 een nieuw besluit genomen.
Bij brief van 21 december 2012 heeft mr. Bovenkamp namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft bij brief van 18 januari 2013 gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het college stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding is voor het toekennen van een vergoeding van proceskosten, omdat op basis van nieuwe feiten en omstandigheden is besloten appellante bij een nieuw besluit in primo te ontheffen van de arbeidsverplichtingen. Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift en het beroepschrift deden deze nieuwe feiten en omstandigheden zich nog niet voor.
De Raad stelt vast dat mr. Bovenkamp namens appellanten het hoger beroep heeft ingetrokken en dat namens appellanten een verzoek om veroordeling in de proceskosten is gedaan.
Met het college is de Raad van oordeel dat er geen aanleiding bestaat tot vergoeding van de (proceskosten). Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat het hoger beroep is ingetrokken omdat het college aan appellanten is tegemoetgekomen.
Het college had bij het besluit van 22 september 2009 eiseres op basis van advies van de GGD
de volledige arbeidsverplichting opgelegd. Het nieuwe besluit van 21 november 2012 behelst een ontheffing van de arbeidsverplichtingen op basis van een nieuw onderzoek, vanaf 21 november 2012 tot 1 maart 2013. Het verzoek moet worden afgewezen.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2013.
(getekend) J.J.A. Kooijman
(getekend) E. Blijleven-de Vries
RB