ECLI:NL:CRVB:2013:CA2720
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning AOW-uitkering en verzekeringsjaren van appellant na emigratie
In deze zaak gaat het om de toekenning van een AOW-uitkering aan appellant, die in 1944 in Nederland is geboren en in 1993 naar België is verhuisd. Appellant heeft van 1 juli 1993 tot 1 januari 2001 in België gewoond en was daar verzekerd onder de Belgische sociale verzekeringswetgeving. In 2009 verhuisde hij met zijn echtgenote naar Spanje. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft aan de echtgenote van appellant een ouderdomspensioen en toeslag toegekend, maar bij de vaststelling van de hoogte van de toeslag is de Svb ervan uitgegaan dat appellant vanaf 1 juli 1993 niet langer verzekerd was onder de AOW. In 2009 heeft de Svb aan appellant een AOW-pensioen toegekend ter hoogte van 68% van het volledige pensioen voor een gehuwde, omdat hij niet verzekerd was geweest van 1 juli 1993 tot 4 december 2009.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, stellende dat hij ten onrechte geen AOW-pensioen heeft ontvangen en dat hij in Nederland en België belasting en sociale premies heeft betaald. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat appellant niet heeft aangetoond dat hij vanaf zijn vertrek uit Nederland in 1993 ten onrechte premies voor de volksverzekeringen heeft betaald. In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat hij recht heeft op een hoger AOW-pensioen en teruggave van te veel betaalde belasting en premies.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat appellant vanaf 1 juli 1993 niet verzekerd was onder de AOW en dat de beroepsgronden van appellant niet voldoende onderbouwd zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.