ECLI:NL:CRVB:2013:CA2439
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- E.J. Govaers
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking WGA-uitkering en toekenning vervolguitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, A. te B., tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn WGA-uitkering. Appellant, die eerder werkzaam was als leraar, heeft zich ziek gemeld in 2004 en ontving vanaf 2006 een WGA-uitkering. In 2010 heeft het Uwv hem meegedeeld dat zijn loongerelateerde WGA-uitkering per 1 september 2010 zou eindigen en dat hij in aanmerking zou komen voor een vervolguitkering. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant gesteld dat hij volledig arbeidsongeschikt is en dat zijn beperkingen zijn onderschat. Hij heeft aangevoerd dat hij afhankelijk is van zijn familie en dat zijn depressieve stoornis niet adequaat is meegenomen in de beoordeling van zijn arbeidsmogelijkheden. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat is om de geselecteerde functies te verrichten, en dat de door het Uwv vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) adequaat zijn.
De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.888,--. Tevens is bepaald dat het Uwv het griffierecht van in totaal € 156,-- aan appellant vergoedt. De uitspraak is gedaan op 7 juni 2013.