ECLI:NL:CRVB:2013:CA2424
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding wegens schending van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van verzoeker, A. te B. uit België, tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Minister van Veiligheid en Justitie. Het verzoek om schadevergoeding was ingediend naar aanleiding van een schending van de redelijke termijn in de rechterlijke fase van de procedure. De Raad heeft vastgesteld dat de procedure bij de Raad meer dan vier jaar heeft geduurd, terwijl de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), twee jaar bedraagt. Dit leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn was overschreden.
De Raad heeft in zijn eerdere uitspraak van 1 maart 2013 al bepaald dat het onderzoek naar het verzoek om schadevergoeding heropend zou worden. De Staat heeft erkend dat de redelijke termijn is overschreden en heeft aangegeven dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van € 1.500,-. Verzoeker heeft zich akkoord verklaard met dit bedrag. De Raad heeft vervolgens de Staat veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en heeft ook de proceskosten van verzoeker, ter hoogte van € 236,-, voor zijn rekening gesteld.
De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, met K.E. Haan als griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 juni 2013. De zaak illustreert de belangrijke rol van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedures en de mogelijkheid voor verzoekers om schadevergoeding te vorderen bij overschrijding van deze termijn.