ECLI:NL:CRVB:2013:CA2364

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12-249 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning ingangsdatum AIO-aanvulling en bewijsstukken voor aanvraag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. Appellant, A. te B., had een AIO-aanvulling aangevraagd bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) met ingang van 14 april 2009, maar de Svb had deze aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van bijzondere omstandigheden. Appellant stelde dat hij door een auto-ongeluk in 2007 in Turkije, waarbij zijn echtgenote omkwam en hijzelf ernstig gewond raakte, niet eerder in staat was om een aanvraag in te dienen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen de beslissing van de Svb ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant niet met bewijsstukken heeft aangetoond dat hij vóór 14 april 2009 niet in staat was om zich te melden voor de AIO-aanvulling. De Raad oordeelde dat onbekendheid met de wettelijke regelingen geen reden kan zijn om de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht toe te kennen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regels rechtvaardigden. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in dergelijke zaken en dat de verantwoordelijkheid voor het aanvragen van voorzieningen bij de aanvrager ligt.

De uitspraak werd gedaan door J.J.A. Kooijman, in aanwezigheid van griffier A.C. Oomkens, en werd openbaar uitgesproken op 5 juni 2013. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

12/249 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van
29 november 2011, 11/2163 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak 5 juni 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.C. Mens, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Mens. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.Appellant ontvangt een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Hij heeft zich op 14 april 2009 bij de Svb gemeld om een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) aan te vragen.
1.2. Bij besluit van 8 maart 2011 heeft de Svb met ingang van 14 april 2009 aan appellant een AIO-aanvulling op het AOW-pensioen op grond van artikel 47a van de Wet werk en bijstand (WWB) toegekend.
1.3. Bij besluit van 26 mei 2011 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 8 maart 2011 ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden om de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht tot 3 januari 2008, de dag waarop appellant 65 jaar werd, toe te kennen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Appellant betoogt dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de Svb met terugwerkende kracht tot 3 januari 2008 de AIO-aanvulling had moeten toekennen. Appellant voert in dat verband aan dat hij in 2007 bij een auto-ongeluk in Turkije is betrokken is geweest en dat zijn echtgenote daarbij is overleden en hijzelf ernstig gewond is geraakt. Daardoor is hij niet eerder dan in 2009 in staat geweest om naar Nederland terug te keren en een aanvraag om een AIO-aanvulling in te dienen. Voorts heeft appellant aangevoerd dat hij niet goed van de wettelijke regelingen op de hoogte is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling, waarbij hij voor een overzicht van de relevante wettelijke bepalingen en zijn vaste rechtspraak inzake de toepassing van artikel 43 en 44 van de WWB naar de aangevallen uitspraak verwijst.
4.1. Appellant heeft niet met bewijsstukken aannemelijk gemaakt dat hij door het auto-ongeluk vóór 14 april 2009 buiten staat was zich te melden om een AIO-aanvulling aan te vragen. Zo er al belemmeringen waren voor appellant om zich te melden om een AIO-aanvulling aan te vragen, zou hij bovendien een derde daarvoor hebben kunnen inschakelen. Opmerking verdient in dit verband dat appellant kennelijk wel in staat is geweest om al dan niet met hulp van een derde op een eerder moment een AOW-pensioen aan te vragen.
4.2. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat onbekendheid met wettelijke regelingen geen reden kan zijn om tot toekenning met terugwerkende kracht over te gaan.
4.3. Gelet op het hiervoor overwogene slaagt het betoog dat sprake is van bijzondere omstandigheden om de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht toe te kennen, niet. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2013.
(getekend) J.J.A. Kooijman
(getekend) A.C. Oomkens
HD