ECLI:NL:CRVB:2013:CA1455
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens niet duurzaam gescheiden leven
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een bijstandsaanvraag door appellant, die op 19 maart 2010 een aanvraag indiende op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Gedurende de te beoordelen periode, van 19 maart 2010 tot en met 3 mei 2010, was appellant nog gehuwd met zijn toenmalige echtgenote en verbleef hij in dezelfde woning. De aanvraag werd op 3 mei 2010 afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Zuidhorn, omdat appellant niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. Dit besluit werd in een later stadium door het college bevestigd, wat leidde tot een rechtszaak.
De rechtbank Groningen verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat de rechtbank de feiten niet goed had gewogen. Hij stelde dat, hoewel hij nog gehuwd was en in de echtelijke woning verbleef, er sprake was van een uitzonderlijke situatie. Appellant verbleef op zolder omdat hij zich na een ernstig incident niet veilig voelde in de woning. Hij voerde aan dat zijn echtgenote de keukenkastjes afsloot en de televisiekabel meenam als zij naar haar werk ging, wat volgens hem duidde op een breuk in de echtelijke samenleving.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat appellant duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. De Raad benadrukte dat voor duurzaam gescheiden leven sprake moet zijn van een gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, wat in dit geval niet was aangetoond. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.