ECLI:NL:CRVB:2013:CA0848
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van een tomatenplukker na ziekmelding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die als tomatenplukker werkzaam was. Appellant had zich op 11 mei 2011 ziek gemeld met psychische en rugklachten, maar het Uwv concludeerde dat hij per 17 mei 2011 weer in staat was om zijn werk te verrichten. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met de relatie tussen zijn psychische en lichamelijke klachten. Hij stelde dat de in 2003 geconstateerde conversie een rol speelde in zijn huidige klachten. Het Uwv had volgens hem niet alleen de diagnose van hun verzekeringsarts moeten volgen, maar ook in overleg moeten treden met zijn behandelaars.
De Raad overwoog dat de verzekeringsarts van het Uwv tijdens een spreekuur op 16 mei 2011 geen lichamelijke klachten had geconstateerd en dat appellant geen medische rapporten had overgelegd die de juistheid van het standpunt van het Uwv konden betwisten. Het rapport van het Instituut Psychosofia, dat in hoger beroep was ingediend, werd niet meegenomen in de overwegingen, omdat het gebaseerd was op een niet gangbare onderzoekswijze. De Raad concludeerde dat er geen objectieve medische bezwaren waren voor appellant om zijn werk als tomatenplukker te hervatten. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv terecht ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische onderbouwing bij het betwisten van besluiten van het Uwv en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van de arbeidsongeschiktheid van de appellant. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.